Mijn mobiel rinkelt in de verte en haalt me uit mijn diepe slaap om halfdrie in de nacht.
“Met André”.
“Met het UMC Utrecht, spreek ik met meneer V.?”
“Ja….”.
“Ik heb een nier voor u”
Die mededeling op dat moment maakt dat ik even stil val. Ik begrijp wat er gebeurt en kan het niet gelijk bevatten.
“Bent u gezond, niet verkouden of grieperig?”
Ik vertel dat ik niets mankeer. Voor wat dat waard is natuurlijk met een nierfunctie van 14%, maar dat wist hij wel.
“Kunt u hier naar toe komen?”.
“Ja,…. ja natuurlijk”.
“Dan laat ik de nier deze kant opkomen. Tot zo en neemt u wat spullen mee voor uw verblijf hier.”
Ik begin te trillen. Het gaat gebeuren, nu al. Ik sta net 4 maanden op de wachtlijst van Eurotransplant. Ik had me erop voorbereid dat ik tweeënhalf, tot misschien wel vier jaar zou moeten wachten op een nieuwe nier. Alleen een ‘perfect match’, een nier die precies bij mijn weefseleigenschappen past kan dit zo snel mogelijk maken. Een wonder, een groot en een groots geschenk.
Een uurtje later staan we voor de hoofdingang van het UMC. De Spoedeisende Hulp, waar ik verwacht word, is onvindbaar. Alle verkeersborden zijn afgeplakt, maar zo komen we er ook wel. Voor de deur staat een wagen van donororgaantransport. Mijn nier heeft het gewonnen denk ik, hij is er eerder. Ik realiseer me dat er kort hiervoor iemand is overleden, die eerder heeft besloten om zijn of haar organen beschikbaar te stellen. Zo, dat komt aan. Het voelt heel dubbel om nu blij te zijn.
Ik bel aan bij de ingang en word binnengelaten. Lopend door de lange lege gangen in het stille ziekenhuis krijg ik voor het eerst dat gevoel. Het gevoel dat dit een droom of een film is die zo afgelopen kan zijn. Dat het allemaal niet echt is. Een mooie droom, dat wel. Ik registreer de gebeurtenissen haarscherp. Of is het toch een droom?
Bij de spoedeisende hulp staan ze met zijn vieren al op me te wachten. Bloed afnemen, negen buisjes, hartfilmpje en een longfoto. Het tempo zit erin. Ik krijg nog eens goed uitgelegd, dat tot op het laatst de kans bestaat dat de transplantatie niet doorgaat. Dat wist ik al, maar ze willen zeker weten dat ik dat goed begrijp. Alle controles en checks van mijn fysieke toestand en ook die van de donornier moeten helemaal goed zijn. Een virusje, een verhoogde onstekingswaarde in mijn bloed kan al reden zijn om het af te blazen. Ik krijg medicijnen toegediend die mijn afweersysteem stilleggen, om afstoting van de nier te voorkomen. Dat maakt dat virussen of bacteriën in mijn lichaam vrij spel hebben.
Een nieuw gevoel kruipt naar boven, iets euforisch. Zo van dit moet gaan lukken. Niet dat ik daar zelf nog invloed op heb, behalve dan dat het goed moet zitten in mijn kop en dat zit het. Nu begint het wachten, het is nog nacht en de operatie staat gepland voor 9 uur. Onzichtbaar voor mij is er op de achtergrond een heel circus op gang gekomen ter voorbereiding van de transplantatie. Ik mag naar de afdeling en word daar gefeliciteerd door de nachtdienst. Ze weet uit ervaring hoe bijzonder dit moment is. Ik krijg een bed toegewezen en een kamer. “De hoeveelste keer is het dat u wordt opgeroepen?” vraagt ze belangstellend. Ik vertel dat het de eerste en hopelijk gelijk de laatste keer is. Ik moet twee glazen zoete limonade drinken. Dat helpt om diabetes te voorkomen, die weer het gevolg kan zijn van de medicatie tegen de afstoting. Om negen uur word ik in een bed naar de Recovery gebracht, ter voorbereiding op de transplantatie. Ik voel de spanning groeien, samen met het onwerkelijke gevoel, die film. De laatste voorbereidingen zijn gedaan, de chirurg komt langs geeft me een hand en zegt “de nier is goed, we gaan het doen”. Ik schiet vol. Tranen van blijdschap.
De operatie duurde 3 uur en is succesvol verlopen. De chirurg belt mijn vrouw en vertelt dat de donornier al begon te werken tijdens de operatie. De nieuwe nier komt niet in de plaats van een eigen nier, maar wordt in je buikholte erbij geplaatst. Ik heb er nu dus drie. Ik blijf zes uur op de Recovery, word intensief bewaakt en gecontroleerd. Ik voel me veilig, er wordt voor me gezorgd. Wat is een slokje water en dat waterijsje lekker. Het blije gevoel overheerst de ongemakken. Ik voel dat ik de wereld opnieuw aankan. Ik heb een leefbaar leven teruggekregen. Ik kan straks weer boodschappen doen, heb weer energie om te werken in mijn moestuin, of kan naar een verjaardag gaan. Dat is een groot en groots geschenk. Beste onbekende donor, dank je wel hiervoor!