Bos

Ik heb jarenlang bospercelen op de Veluwe in kaart gebracht. In een tijd dat GPS nog duur was. Te duur om ter beschikking te stellen aan een vrijwillige bosschouwer. Het resultaat moest zijn een kaartje waarop nauwkeurig ingetekend wat er groeit en leeft in het betreffende perceel. Denk aan vogelsoorten, haviksnesten, hulstbegroeiing en mierenhopen. Daarmee kan de FSC (Forest Stewardship Council) certificatie van het bos en daarmee van het te oogsten hout worden gewaarborgd. Het lukt sommige bosaannemers ondanks dat om alles ‘schoon’ op te leveren. Waar bomen gehakt worden vallen spaanders.
De kunst was om me te oriënteren in het bos en telkens de juiste locatie te bepalen. Nu niet gelijk roepen dat je wel snapt waarom die aannemers alles platwalsten. Nee, als je weet hoe kan je tot op enkele meters nauwkeurig bepalen waar je bent. Aan de hand van een geschikt kaartje.

Je moet kijken. Op een andere manier dan alleen maar door het bos wandelend. Je moet er letterlijk bij stilstaan. Observeren, horen, zien. Dan gebeurt er iets moois. Het bos begint te leven waar je bij staat. Het bos gebeurt. Je ziet dat een specht na tien minuten terugkomt bij een boom, dat de zwerm Kepen telkens neerstrijkt in hetzelfde struweel. Als het begint te hagelen hoor je de hagel ruisend op het afgevallen blad dichterbij komen. Je hoort zacht geritsel in het blad. Even later zie je een bosmuisje scharrelen. Je voelt het bos.

Een FSC-keurmerk voor het bos is nuttig. Misschien is een keurmerk voor je eigen leven ook wel wat. Niet met door anderen opgelegde regels. Juist niet. Helemaal geen regels. Een beetje stilstaan bij jezelf. Filosoferen over de waarde en de inhoud ervan. Vind ik moeilijk. Vaak zie ik door de bomen m’n eigen bos niet meer. Dan wandel ik door mijn leven in de veronderstelling dat ik erbij stilsta. Ik voel verzet en teleurstelling. Boosheid en verdriet, zoals twee weken geleden. Ga er maar even bij stilstaan als je alweer in het ziekenhuis wordt opgenomen. De lijdzaamheid was deze keer ver te zoeken. Ik kreeg vroeger altijd te horen dat er nog veel ergere dingen zijn in de wereld. Nou, daar knap je dan gelijk van op.
Waar zit dan de draai, zodat mijn eigen bos begint te leven? Stel je voor, je loopt door een echt bos en je gaat er deze keer eens goed bij stilstaan. Alleen vandaag geen Keep te zien, Die verdomde specht komt niet terug. Sterker nog, helemaal geen spechten vandaag. Hulst en bosmuisjes? In your dreams! Niks hagel, je regent gewoon zeiknat.

Ik moet er om lachen als ik het schrijf. Boosheid en frustratie zitten me in de weg. Duurde even eer ik dat wilde erkennen. Het eerste deel van deze blogpost had ik zo geschreven. Heb er een paar dagen over gedaan voordat ik begreep hoe de andere helft eruit moest gaan zien. Ik schut ze ook niet zomaar uit m’n mouw. Wel fijn, dat als ik het aan jou wil vertellen ik er zelf bij stil moet staan.

Regen

Buiten lopen ze in de regen. Op weg ergens naar toe. Of gewoon nergens naar toe. Waar ga je heen? Oh nergens. Ik zie ze voorbijkomen. Vanaf een mooi hoog plekje. Een cappuccino halen zou kunnen. Twee minuten lopen. De trap af en een lange gang door. Alleen nu even niet. Mag m’n kamer niet uit. Soort eenzame opsluiting. Strikte isolatie heet het. Wel af en toe wat aanspraak. Praat ik met iemand in een lichtgroene isolatiejas, blauwe handschoenen en een mondkapje. Even een nieuw infuus aansluiten. Ze zijn lief voor me. Als ze tijd hebben en dat hebben ze eigenlijk helemaal niet komen ze toch even een praatje met me maken. Mooie mensen.


Ik zat te tellen. Dit is week zestien in de afgelopen drie jaar. Zou ook een gemiddelde vakantie kunnen zijn. Ik had stevig de pest in toen ik vrijdag hier kwam. Al snel bleek dat ik mocht blijven. Besmettelijk en onbehandeld voor mij levensbedreigend. Kan er ook blind van worden. Dat is alleen jammer als je niet doodgaat natuurlijk. Het gepiep van de infuuspomp haalt me uit mijn concentratie. Ik probeer gewoon verder te schrijven door je dat te vertellen. Wordt dit nu een zielige blogpost? Nee, denk dat maar niet.
Ik heb zin om in die heerlijke druilige regen te wandelen. Nergens heen. Expres door een plas lopen. Ik zie zwaaiende ruitenwissers. Mensen die raar lopen naar hun auto. Een soort hardlopen. Ze mogen hier wel even droog zitten van mij. Kunnen ze gelijk een cappuccino voor me halen. Zorg ik voor een goed gesprek.
Vrijdag mag ik naar huis. Als het goed blijft gaan. Buienradar zegt dat dan de zon schijnt. Zal je zien, heb ik een keer zin in regen.

Vakantie

Even eruit. Rondje rijden door Duitsland. Dat doe ik af en toe. Paar uurtjes genieten. Ik kies een rustig tijdstip aan het begin van de ochtend. Je mag er wat harder dan de hier geldende maximumsnelheid. Dat is leuk.
Op een zeker moment zei iets of iemand me dat het niet klopte. In de verte gebeurde het. Er was eigenlijk niets te zien en toch was het er. Intuïtief ging ik naar rechts en langzamer rijden.
Even later werd het duidelijk. Op de linker rijbaan lag een fietsendrager met twee fietsen erop. Kippenvel op armen en benen. Ik had er ook met 150 km/u tegenaan kunnen rijden. Dan loopt het niet goed af.
Pluk de dag. Ik pluk er elke dag een. Krijg ik met succes een nieuwe nier en dan maakt een slordig bevestigde fietsendrager een einde aan m’n leven. Ik ben me bewust van mijn sterfelijkheid. Nierfalen en ander ongemak hebben me dat bijgebracht. Ik word natuurlijk ook wat ouder?.

Ik ben nog lang niet oud genoeg. En wat is oud genoeg? En waarvoor? Leeftijd is niet bepalend voor wat ik denk en doe. Het is een rare zelfopgelegde beperking als je jezelf ergens te oud voor vindt. Je struikelt over de mensen die op basis van hun leeftijd gaan voor een auto ‘met hoge instap’. Van de uitdrukking alleen al krijg ik last van mijn rug. Kom op zeg. Denk liever in mogelijkheden. Dat zegt niet dat alles moet. Wel dat het kan. Dat het mag van jezelf.

Ben jij al op vakantie geweest dit jaar? Of ga je nog? Ik ga niet. Dan maar geen vakantiegevoel. Of toch wel. Wat geeft me nou dat vakantiegevoel? Ga ik naar m’n vakantiehuisje aan het Comomeer, dan heb ik het. Komt een Italiaanse familie vakantievieren in mijn huis, dan hebben ze het ook. In beide gevallen heb je kilometers zicht. Naar boven. In mijn tuin zie je het Comomeer niet. M’n telefoon gaat ook in Italië. Dus niks meer rust in die zin.
Even uitproberen of het werkt: het zitje in mijn tuin is ongeveer even groot als het terras van m’n Italiaanse vakantiehuisje. Dat gaat goed. Lekkere stoelen en zon: hebben ze allebei. Met een mok thee ’s ochtends om half acht de tuindeur opendoen, lekker gaan zitten en de frisse lucht ruiken. Kan in allebei. Nu nog even het vakantiegevoel oproepen thuis. Ik doe m’n ogen dicht en stel me voor dat ik in Italië ben. Verrek, het werkt! Probeer het maar eens. Vakantiegevoel zit in m’n hoofd.

Hoef ik nooit meer op vakantie. Nou, niet zo haastig hoor. Vakantie is ook leuk. Lekker stukkie rijden door Duitsland. Me verbazen over het copy/paste landschap van Zwitserland. Blij worden van de ‘rommeligheid’ als je Italië binnenrijdt. La dolce vita.

Als jij op vakantie gaat en je hebt zo’n fietsendrager op de trekhaak van je auto, check dan even of ie goed vastzit. ’T is zonde als bij aankomst blijkt dat je je fietsen bent verloren.