Als het eindelijk voor de zoveelste keer weer goed gaat en het voelt niet goed. Lijf doet het weer. Hoofd legt het hoofd in de schoot. Soort bungee jumpen en als je beneden bent dat het elastiek uit het elastiek is. Zie je de vissen in de toevallig diepe rivier nieuwsgierig naar je kijken. En zelf wens je dat je nu bij de vissen mag blijven. Wel een keer klaar met afwachten hoe deze sprong afloopt. Liever verzuipen dan nog eens springen. Soms weet ik niet eens dat ik spring. Alsof je van de trap afdondert.
Zo voelde het de laatste keer toen lijf me in de steek liet, ik niet meer wist of ik m’n lichaam nog vertrouwen kon. Ik word natuurlijk niet in de steek gelaten. Lijf is geen verzekering tegen het kwaad. Het heet leven. Gezien de omstandigheden heb ik helemaal niets te klagen.
Ik wil even heel gewoon zijn. Niets bijzonders. Niks aan m’n hoofd. Geen vissen.
Dat was een paar weken geleden. Niet boos hoor. Woest. Als ik het teruglees klopt het helemaal. Nu voelt het weer anders. Weet ik dat mijn conditie nog heel veel beter kan worden. Als ik eens een jaar of twee uit de greep van de virusjes kan blijven. Dat ik eigenlijk een boel pech heb. Pech in het verleden is geen garantie voor geluk in de toekomst. Daar kan je alle kanten mee op. Ik wil er maar een. Vooruit.
Huilen en lachen zijn geen tegenovergestelden. Ze doen samen. Het een niet zonder het ander. Dacht altijd dat je verdriet en boosheid geen ruimte moet geven. Er waren toch ergere dingen in de wereld?
Ben klaar voor opnieuw leven. Niet alleen maar in de zin van herstellen. Een nieuw leven kreeg ik al, nu nog opnieuw leven. Dat is wel een mooie gedachte. Sprak iemand over het vieren van je verjaar-dag. Dat klinkt een beetje alsof je binnenkort over de houdbaarheidsdatum bent. Zij vindt het vieren dat je bent geboren een mooiere insteek. Is het ook. Eind september vier ik m’n nieuwe geboortedag. Dan is het twee jaar geleden dat ik een nieuwe nier kreeg.