Echte dingen

Je huis laten schilderen in een nieuwe kleur. Ik bedoel een kleur waar het huis van opknapt en die past in de omgeving. Terwijl het een bouwval is. Heb je dan een beter huis of is het nog altijd niks? Misschien beter voor je gevoel. Het blijft een nikshuis.
Een gezellige prater zijn, leuk gezelschap. Fijn voor je kompanen. Ondertussen zelf naar de klote zijn. En niemand ziet het. Voelt dat goed? Denk het niet, het is alleen maar erger.

Een lik verf, opgewekt doen, je belangstelling veinzen. Het kan aardig verhullend zijn. Je kan aan mij goed zien als de wereld me even niet aanstaat. Ik breng het dan niet op om leuk te doen. Komt weer goed. Vooral als er zo’n onbestemd slecht gevoel ‘ergens’ vandaan komt. Zo’n irritant stemmetje. Als ik doorheb dat ergens eigenlijk nergens is, niet van mij, laat ik het weer los. Duurt even.

Het is hinderlijk als anderen dat stemmetje proberen op te roepen. Van: dat vind jij toch ook? Word ik kregel van. Je moet afblijven van wat ik vind. Denk lekker voor jezelf.

Ik vraag me af wat dan echte dingen zijn. Die pestbui, je slechte huis, je verdriet? Ze zijn allemaal reëel. In die zin echt. Alleen sommige zijn van mij. Van wie ik ben. Zoals verdriet. Het andere is bijzaak. Ik kan wonen in een brak huis, ik ben het niet. Dat boven tafel krijgen in mijn dagelijkse leven lukt de ene keer beter dan de andere.

En er is ook nog een soort glijdende schaal. Als een pestbui chronisch is en een depressie wordt, dan is ie weer wel van mij. Wordt het echt. Zo heel gemakkelijk vind ik het niet. Het verschil tussen echte dingen en de rest.

Nog even over die depressie. Als die dan op een gegeven moment minder of voorbij is, ben ik dan een ander mens? Ik ben wel veranderd. Niet meer die van vroeger. Geldt bijvoorbeeld ook voor nierfalen. Of verdriet. Als je er mee kan leven. Dan bedoel ik niet dat je er ondanks dat mee kan leven. Nee, dát je er mee leeft. Als ik het op mezelf betrek met donornier en al. Dan is het zo. En ik heb onderweg iets meegekregen. Ik zeg niet dat lijden heilzaam is. Zeker niet. Wel is bijzonder dat het een zekere toegevoegde waarde aan je leven kan geven. Van een andere orde dan blije dingen kunnen.

Ik schreef het al eens, ‘ik word nooit meer beter maar wel weer gezond’. Als antwoord op mensen die vragen of ik weer beter ben. Ze bedoelen dan of ik weer de oude Dré ben. Nee dus, maar ik ben er niet slechter van geworden. Dus toch beter.
Ik zie de blije dingen beter. Waardeer ze meer. Ben tevreden met wie ik ben. Dat is ook echt.

Stemvee

Je hebt vee en je hebt vee. De ene soort is dierlijk, de andere menselijk. De laatste is beestachtiger dan de eerste.

Mijn kat ligt lekker te slapen op de bank. Waarom eten we die niet vanavond? De gedachte aan wat het vergt om zover te komen laat me huiveren. Ik ben geen vegetariër, eet vanavond runderrollade. Met minder zout.

Mijn opa had een boerderij. Het slachten van een kip of een konijn was voor mij iets heel gewoons.
Ik ga niet de discussie met je aan of je al dan niet vlees zou moeten eten. Als je vindt van niet, prima. Wat ik bijzonder vind is het afwijzen van vlees en het wel eten of drinken van bijvoorbeeld eieren en (geiten)kaas en melk. Om die te produceren moeten er kippen/hanen, geitjes en kalfjes geboren worden. De mannelijke exemplaren verdwijnen op een ‘onprettige’ wijze in het handelscircuit, of worden gelijk afgemaakt. Daar ga je met je vegetarische bedoelingen.

Wat dan wel? Daar kan ik je niet het ultieme antwoord op geven.
Dat heeft met ethiek van doen. Daar begint het verschil van mening. Daarmee vind ik niet gezegd dat je dieren alles maar aan mag doen, zolang er geld mee verdiend kan worden. Geld zet ethiek vaak behoorlijk onder druk.

Ik denk dat mijn opa zou gruwen van de manier waarop nu vee wordt gehouden. Ik weet net zoals jij dat het anders kan. En dat gebeurt gelukkig ook. Alleen nog veel te weinig. Dat komt door de enorme financiële belangen. De belanghebbenden verweren zich uit alle macht. Ze hebben namen van supermarkten, zuivelbedrijven en vleesverwerkers. En daar gaat nóg een hele wereld achter schuil. Niet alleen de agrarische.

In ons land is er ook een groot politiek (lees financieel) belang. Als vertegenwoordigers van de minder ethische industrie een partij hooghouden dan wordt het eenvoudiger. Eenvoudiger om je ethische principes overboord te zetten. Om je met drogredenen of regelrechte leugens vrij te pleiten. Geloof (het) of niet.
Check naar eens waar jouw partij voor staat. En vergelijk het met waar je eigen ethisch kompas zegt dat het noorden ligt.
Je mag er zelf over nadenken. Ik vind zelfs dat je erover na móet denken. Tenminste als je een ethische omgang met dieren belangrijk vindt. Ik stem op een partij die naar mijn mening best nog meer aan dierenwelzijn kan doen. Dat laat ik ze weten. Zo werkt het.

Nog even over dat andere vee. Het stemvee. Dat ben ik en dat ben jij.

Katalytische vrienden

Ik heb met mensen dat ze of m’n energie gebruiken of ik krijg energie van ze. De eerste categorie vermijd ik zo mogelijk. De tweede kan me vleugels geven. Ze zijn fijn om mee om te gaan, worden soms vrienden. Alleen zo zwart wit als ik het hier stel is het natuurlijk niet. Het is meer een bandbreedte waartussen mensen variëren.

En je hebt de katalysators. Dat is een slag apart. Die moet je koesteren.
Ik verbeeld me niet dat ik hier even uiteenzet hoe menselijk relaties in elkaar zitten. Ik vis er iets uit om het voor mezelf onder woorden te brengen. Dat is fijn aan schrijven. Als ik het aan jou wil vertellen moet ik het eerst goed formuleren.

Ik heb het niet altijd direct in de gaten. Of iemand een katalysator is. Ik reageer op taalgebruik, woorden en intentie en het meest nog op non-verbale communicatie. Gevoel. Je kent het wel, dat je iemand gelijk mag of juist helemaal niet. Dat ik daarbij een filter gebruik ben ik me vaak niet bewust. M’n levenservaring, vooroordelen en vooringenomen ideeën vergezellen me.

Als iemand mijn energie verbruikt voel ik het fysiek. Dat toelaten maakt me hondsmoe. Zo ver laat ik het allang niet meer komen. Helemaal niet als die ander me een schuldgevoel probeert aan te meten om toch de gewenste aandacht te krijgen.
Er op die manier mee omgaan lijkt egoïstisch. Maar is het niet. Allesbehalve. Dat is misschien wat je denkt dat een ander denkt. En als ze het echt denken, hebben ze pech gehad.
Open staan en luisteren brengt me dan nergens. Vriendelijk of minder vriendelijk er een punt achter zetten werkt wel. Of negeren.

Ken je dat? Je komt geen meter verder met iets dat je bezighoudt. Soms al jaren. En ineens zie je licht in de duisternis en kom je wel vooruit. Bijzonder.

Dat is wat een katalysator voor me doet. Het vraagt wat tijd en interactie. Maar als ‘het’ er eenmaal is begint het proces te lopen.
In de scheikunde is een katalysator een stof die een proces op gang brengt of versnelt. Zónder zelf verbruikt te worden in dat proces. Dat is de clou.

Gaat met mijn katalytische vrienden ook zo. Ik kan ze niet kiezen, wel ontmoeten. Het gebeurt af en toe. Je komt op elkaars pad. Wat me helpt, is dat ik er meer voor opensta. Ben in de afgelopen jaren een stuk eerlijker geworden tegen mezelf.

Het resultaat is dat ik inzicht krijg in dingen die me soms al een leven lang dwars zitten. Waar ik tegen vecht. Ze lossen op zoals de zon een mistbank laat verdwijnen.
Voorbeeld? Voor mij is het m’n gevecht tegen schijnheilig geloof. Uit ervaring is dat voor mij de illustratie van het begrip hypocrisie. Opgegroeid in een christelijke hypocriete omgeving.

Een oprechte en gelovige katalysator ontmoeten is dan een klein wonder. Misschien wel een groot. Ik word er niet gelovig van. Kan wel eindelijk m’n vooringenomenheid zien en erkennen. Inzien dat ik er op mijn beurt een ander onrecht mee doe.
Het maakt voor mij leven leuker. Voor die ander ook denk ik.