Wat wil je worden?

Ik blader, google, Wikipedia en denk me suf. En blijf met alleen maar vragen zitten Van die vragen waarvan je je afvraagt waarom je het vraagt.
Ik ben me aan het oriënteren op een studie. Dat begint met de vraag wat ik in vredesnaam wil met dagen die wat erg veel op elkaar beginnen te lijken. Van die weken waar de afspraken in het ziekenhuis de mijlpalen zijn.

Het is geen gefrustreerde vraag in de zin van hoe overkomt mij dat nu weer. Jij denkt misschien van doe mij eens een paar van die dagen. Ruilen?

Nee, ik geef er zelf een draai aan. Ik doe van die online testjes. Waar liggen mijn interesses en wie ben ik en meer van die onzin. En dan de vraag: wat wil je worden? Moet ik om lachen. Ik wil helemaal niks worden. En wil ook niet weten wat voor werk ik met welke afgeronde studie kan doen. Ik wil niks afronden, ik wil beginnen. Liefst aan iets eindeloos.

Ik dwarrel vooralsnog rond in het domein van de mogelijkheden. Wat ik niet meer kan, dat weet ik intussen wel zo’n beetje. Hoofd vooral heeft zin in en behoefte aan een beetje prettige inspanning. Het gaat me om studeren als doel. Reizen met m’n hoofd. Doe maar een flinke stapel boeken, online toegang tot informatie en bibliotheken, scripties, noem het maar op. Gesprekpartners alleen als ik daar behoefte aan heb. Om van gedachten te wisselen. Om te luisteren. Jammer voor alles wat docent is. Verder ben ik allergies voor goeroes.

Ik zoek het zelf wel uit. Juist dat. Lekker graven en lezen. Uitkomen bij het onverwachte en ontdekken dat daar ook weer een wereld achter schuil gaat.
Een beetje focus is wel handig, om te beginnen. Een klein plannetje en vervolgens gaat alles dan anders. Dat lijkt op hoe ik in m’n moestuin werk. Dan weet ik wat er moet gebeuren die dag, of die week en hup met de geit. Kom ik daar en zie ik dat de tuin vraagt om iets heel anders. En dat dan doen. Ingegeven door het onverwachte.

Als jij een lineair denkend type bent zou ik je waarschijnlijk tot waanzin drijven. Andersom is dat ook het geval.

Om weer terug te komen bij al die vragen, het is een soort ‘waarom’ fase zoals kinderen die kennen. Ben denk ik nooit uit die fase gekomen. Bij gebrek aan goede antwoorden. Want wat is een goed antwoord?

Ik kom uit ergens in de buurt van de filosofie. Ik heb nog nooit een advertentie gezien waar gevraagd werd naar: “Filosoof, stressbestendig, geen negen tot vijf mentaliteit”. Ander voordeel is dat je niet uitgestudeerd raakt. Ik neem het besluit om het woord studeren niet meer te gebruiken. Het indiceert zaken als discipline, studieresultaten, examens en beleerderigheid.
Ik ben dus geen student. Dat is al een hele opluchting. Waarom stoppen we alles in vakjes?

Ik hou van boeken waarin je kan lezen vanaf de plek waar je ze openslaat. Soms even terugbladeren of een flink stuk overslaan en weer verder. Heerlijk. Ik lees nu een boek over de filosofie van de oudheid. Heb het na maanden weer eens uit de kast getrokken. Kan je zo verder met lezen. Of het nog een keer lezen.
Als je tips hebt over boeken die ik echt móet lezen, of interessante sites? Ik hoor het graag.

Zeg het maar

Taal is mooi. Een bron van inspiratie. En van ergernis. Dat laatste ligt aan jezelf. Je bent niet verplicht om je te ergeren. Het mag wel. Ultieme vrijheid. Ergeren zit vanbinnen. Tot je het uit. Dat doe je meestal zonder dat je er erg in hebt. Op den duur gaan je mondhoeken naar beneden staan, verandert je denkfrons in een boze rimpel en meer van dat. Als je dan je eigen kop in de spiegel ziet heb je weer een goede reden. Te laat. Gelukkig zijn er ontelbare producten om je uiterlijke vriendelijkheid weer op te krikken. Van plamuur tot wondercrème. Een tattoo in je hals kan ook de aandacht aardig afleiden.

Over het algemeen geef ik de voorkeur aan het uiten van de blijere dingen. Ik geef de kat complimenten over z’n zachte vacht en zeg dat ie lekker warm is als hij tegen me aan ligt. Tevreden gespin is mijn deel. Ik durf eigenlijk alles wel te zeggen tegen de kat. Ik krijgt nooit een geërgerde blik of kwaad gegrom. Laat staan dat hij denkt: wat zegt ie nu weer? Over wat een kat denkt hebben we het nog wel eens.

Het gaat me om wat mensen denken, als ik iets aardigs zeg. In ieder geval, dat zo bedoel. Mijn ironie valt wel eens verkeerd. Dat is weer het mooie van taal. Het leren verstaan. En ook het leren gebruiken en soms iets níet zo zeggen.

Ik zeg vaker dingen niet die ik eigenlijk wel had willen zeggen dan andersom. Schroom houdt me dan tegen. Wat zouden ze denken als ik het zeg? Dan gaat het niet om ergernis, die glipt vanzelf naar buiten. Nee, dan gaat om mooie dingen, je hart laten spreken. Letterlijk.

Ik was er nooit heel goed in. Dat is ten goede gekeerd. Hard op je bek vallen is een goed middel tegen schroom. Het leven als weekmaker. Ik zeg nu soms hoe ik iemand waardeer en dat hij of zij een fijn mens is. Dat ik blij ben met ze. Nog wel soms ja. Maar toch. Ben benieuwd of mijn mondhoeken ervan omhoog gaan krullen op den duur. En of mijn frons dan plaats maakt voor lachrimpeltjes bij m’n ogen.

Ik kijk nog even niet in de spiegel. Stel dat het nog niet zover is en ik erger me eraan. Dan wordt het nooit wat.

Schatje

Herfst, richting winter al een beetje. Ik ben een koukleum. Werken in m’n moestuin is dan lekker. Warm door te bewegen. Het lijkt wel de naam van een oude voetbalclub. Ik speel bij WDTB. Een derdeklasser onderafdeling. Het houdt me in ieder geval warm en van de straat.

Bezig in die moestuin hoor ik gerommel bij de caravanstalling achter de grote schuur. Even checken. Een gezinnetje van drie doet vergeefse pogingen om hun caravan op z’n plek te duwen. De auto afgekoppeld en met de voorwielen al een stukje ingegraven in de bagger waar eerst gras was.

Lichte ergernis bij de welgeklede eigenaar. Vrouw en puberzoon doen zwijgend wat ze kunnen. “Graag” zegt zij op mijn vraag of ik even zal helpen. Met vereende krachten gaat het beter.

“Schatje” zegt eigenaar tegen echtgenote, “je moet dat voorwiel óptillen”. “Deed ik ook” zegt ze afgemeten. Even later is er vaste grond bereikt en kunnen ze het verder alleen af.
Puberzoon grijnst.
Echtgenote zegt gemeend dankjewel.
In mijn moestuin is het gezelliger. En ik heb het lekker warm.