Marco Pantani

Het is een rare gewaarwording. Jezelf erop betrappen dat je de werkelijkheid telkens verkeerd interpreteert. Hoe hardleers kan je zijn? Ik heel erg in ieder geval.

Laat ik beginnen met omstandigheden te benoemen die me vrijpleiten. Daar heb ik een hekel aan, dan hebben we dat vast gehad. Ken je dat? Die eeuwige verontschuldiging dat iemand er niets aan kan doen? Ook al steken ze hun been uit en val jij op je bek. Dan is het van sorry hoor, ik had je niet gezien.

Dus ik mag zelf ook wel even op de ‘niet mijn schuld’ toer. Het heeft alles te maken met welk gevoel het bij me oproept. Om het wat breder te trekken durf ik de stelling wel aan dat jij daarin vast net zo hardleers bent als ik. Dat maakt me nog wat minder schuldig. Het is dus ook een beetje jouw probleem.

Iedereen zou zich zo vergissen. De kleuren alleen al, van aquarelblauw en zachtgeel tot terracotta. Beetje verschoten, lekker doorleeft. De zon, de hagedisjes, het eten en de wijn. Hoe de mensen zijn.

Ik voel me bijna een van hen. Ik hoor ze tegen elkaar zeggen: “c’è Marco Pantani”. Ik beschouw het als een compliment. Ik heb niet eens grote oren zoals Marco had. Die kale kop wel.

Ik ben er uit. Ticino is helemaal geen Zwitserland. Het is gewoon Italië. Het enige verschil is dat je er in CHF moet betalen. Daar kan ik ook niks aan doen.

Blauwe regen

Ik veeg het terras met een linkse bezem. Zo’n platte heksenbezem. Ik houd hem precies andersom vast. De bezem is neutraal begonnen, maar door het vele gebruik is hij een kant op versleten.
Als je ervoor gaat zitten en kijkt, dan kan je veel zien. Dat is bijna Cruijffiaans. Je ziet dan wat de tijd heeft gedaan, of de eerste tekenen van wat die gaat doen. Ik zit onder een zoemend groen dak. De aanleiding voor het gezoem zijn de blauwe bloemetjes die in strengen naar beneden hangen. Af en toe vallen er een paar naar beneden. Uitgebloeid en geliefkoosd door de bijen.
Als je een poosje niet kijkt, zoals ’s nachts, dan mag je weer vegen. Ze vallen stiekem sneller als ik er even niet ben. Ik veeg ze door het regengootje naar beneden. Ze dwarrelen de verwilderde tuin in. Een paar oude appelbomen, bloemen, kruiden en grassen in overvloed. Hoog opgeschoten. Wat heb je aan zo’n tuin?

Het zit hem in het kijken. Er hobbelde al een das in rond en gisterochtend toen ik de luiken opendeed rekte een ree zich uit onder de appelboom en verdween stilletjes in het struweel.
Zo is een tuin als je die de tijd laat.

Ik begreep nooit waarom blauwe regen regen heet. Nu snap ik het.

Later als ik groot ben

Van de dingen die voorbijgaan. Ik kon niet wachten tot ik eindelijk op een brommer mocht rijden. Daarom had ik er al eentje toen ik 12 was. Je moet wat. Een motor kopen toen ik 18 was mocht natuurlijk niet. Een goede reden om er een aan te schaffen. Dat was gaaf.

In de Oranjeboom waar de examens werden afgenomen zaten allemaal baasjes met een mooie motor en prima outfit. Mijn oude rammelbak stak in hun ogen daar wel schamel bij af. Ik slaagde in een keer, zij mochten het later nog eens proberen. Nee geen leedvermaak hoor, wel het gas even extra opengedraaid toen ik wegreed. Ik dacht, later koop ik ook een dikke motorfiets.

Ik heb het dubbel en dwars ingehaald. Op mijn manier. Ik doe de dingen graag op mijn manier. Dat is me wel eens kwalijk genomen. Je moet de dingen doen zoals het hoort. Nou dat is aan mij niet zo besteed. Ik vergelijk die manier van denken wel eens met kinderspeelgoed. Zo’n houten kistje met in de deksel gaten in de vorm van een rondje, een vierkantje of een driehoekje. Daar passen bijbehorende blokjes door. Leuk en leerzaam voor kinderen.

Als je groot bent is het ineens geen spelletje meer. Als je geen vierkantje bent en je past niet, dan is dat jammer voor jou. We willen alleen maar vierkantjes. Omdat het zo hoort. Laat ik nu net een driehoekje zijn en lak hebben aan het denken in vierkantjes. Ik ervaar het als ruimte en vrijheid die ik mezelf laat. Mijn ruimte.

Ook driehoekjes gaan met pensioen als ze de leeftijd daarvoor hebben bereikt. Is maar net wat je leuk vindt of graag wilt. Ik ben er wel tevreden mee. Genoeg te doen.
De afgelopen jaren heb ik gemerkt dat er ook een leeftijd is waarop het ophoudt. Dan is het ‘later als ik dood ben’. Het perspectief verschuift. Voor sommigen is het wat vroeger later.

Ik ben dingen aan het regelen voor later als ik dood ben. Daar is niks depri of somber aan. Het is er tijd voor. Wel apart om te bedenken dat je waarschijnlijk nog geen dertig kerstbomen meer hoeft te kopen. Of gelijk maar een nepper volgende kerst? Moet ik oppassen om niet ineens zuinig te worden. Zuinig, waarom dan? Dat bedoel ik.

Het is reden te meer om te genieten van elke dag. Natuurlijk zijn er ook kutdagen. En daarna zijn er weer mooie. Een dikke motor kopen hoeft niet meer. Ik vind het fijn om met mensen te praten en samen koffie te drinken. Erbij stil te staan. De klaprozen in mijn voortuin te bewonderen en te luisteren naar de regen op het dak. En natuurlijk om een beetje gezond te zijn, dat is ongeveer het allerbelangrijkste.
Dat had ik niet bedacht bij ‘later als ik groot ben’.