Koffie blues

Het voelt als een kop koffie te veel, maar dan zonder de koffie. Je staat er mee op of het is er ineens. Geen idee waar het vandaan komt. Wel en vooral dat het er is. Onrust.
Waar je anders je gewone gevoel voelt is er iets akeligs dat je telkens onder water trekt. Verdomme, er is niks gebeurd en toch wel. Maar wat dan? Was het een droom die ik al vergeten ben gelijk met het wakker worden? Dat berichtje in de krant of die geur van verbrande koffie van de buren?

Wat dan ook, het zijn niet de aanwijsbare dingen zelf. Ze raken iets aan. Wàt het doet maakt weinig uit. Wat me hindert is dat er iets aan te raken is in mij met dat kutgevoel als resultaat.
Zijn het oude regeltjes er ingestampt op school, in de kerk of in m’n ‘opvoeding’. De aanhalingstekens in de vorige zin vertellen hun verhaal terwijl ik het schrijf, realiseer ik me. Oud zeer. Maar ook niet oud, want het is er nog.

De onrust is meer dan alleen dat. Het is ook onvrede. Dat is niet hetzelfde als ontevreden. Ik proef boosheid, woede zelfs en verdriet. En dat allemaal op de achtste tropische dag alweer dit jaar. Ik zie het verband daarmee niet. Heb het gevoel dat het er wel is. Maar waarom en wat dan?
Ik zit vandaag meest binnen, want buiten is het me te warm. Dat is jammer, ik baal ervan. Ik ben geen binnenzitter.

Ik kom in de buurt. In de buurt van waar het vandaan komt. Een alinea of vijf terug had ik nog geen idee. Slechts de drang om het te schrijven. Vertellen. Ik wil dan geloven dat ik het voor jou schrijf. Misschien is het wel meer voor mezelf. Je mag het lezen hoor.

Ik vertelde gisteren aan iemand dat er vroeger altijd een dooddoener was als ik oprecht verontwaardigd of boos was thuis. Wat ze me ook geflikt hadden, het antwoord was dat ik dankbaar moest zijn. Godverdomme, dankbaar. En dat uit de mond van vrome huichelaars. Die ‘opvoeding’ hè.
Ik word weer boos en voel tegelijk de onrust verdwijnen.

Ik ben wel degelijk dankbaar. Maar dan voor het inzicht dat ik heb verkregen door de jaren heen. Ik kan het rotgevoel nu duiden, er mee omgaan en het weg laten vloeien, door het op te schrijven en met je te delen.

Het zou me niet verbazen als je er iets in herkent. Op jouw manier.

Nokia

Het is net half augustus en de eikels vallen van de boom. Het waren eerder altijd de mussen die uit de dakgoot vielen. Dat kan niet meer, vandaar dat de eikels het voortouw nemen. De dakgoot is zo heet dat geen verstandige mus op het randje gaat zitten. Trouwens, wanneer heb jij voor het laatst een mus gezien?
Duiven ja, van die dikke duiven. Ze vreten alles wat los en vast zit en dat komt er ook weer uit. Ze deden het al eens met het overschot aan ganzen. Paté van maken.

Niet aan mij besteed. Net zoals salami, gedroogde Grunniger worst of Achterhoekse Naegelholt. Dat laatste heet in Italië Bresaola. Allemaal heel erg lekker, maar of niet voldoende verhit bij de bereiding (paté), of gewoon nog steeds rauw vlees. Dat betekent dat eventuele virussen en bacteriën nog leven. En zo eventueel is dat niet.

Dat is niet erg, er is heel veel lekkers te koop. Enorm veel soorten kant-en-klaar producten. Met bergen zout erin dan weer wel. Soep dan, ik denk dat ze in de fabriek beginnen met een grote ketel bremzout water en dat ze er niet veel soeps aan toe voegen. Beetje bindmiddel, gelikt etiketje of kleurige verpakking en hup. Soepje dat pijn doet aan je nieren.

Koop je toch gewoon verse spullen en maak je zelf een soepje of een gerecht. Dat is de oplossing. Bijna dan. Ik wil graag goede smaak met heel weinig of zonder zout.
Ik daag je uit, kook ook eens zonder zout dan én zo dat iedereen zegt dat het lekker is. Je gaat een ontdekking doen. Veel van dat verse spul is niet te vreten zonder zout. Verse groenten met de smaak van niks. Aardappels die er wel als aardappels uitzien, maar helemaal niet naar aardappels smaken. Weet jij nog hoe echte piepers smaken? Melk met de smaak van niks, een soort aanvaardbare frisdrank.

Genoeg gemekkerd. Ik houd het bij mijn biologische moestuin. Met groenten van het seizoen mét smaak. En waarom niet? Ik zoek soorten uit op smaak i.p.v. op teeltgemak en het gemak van fabrieksmatige verwerking. Het is echt waar, een kromme komkommer smaakt net zoals een rechte. Je kan ze alleen niet kopen in de supermarkt.

Voor de rest van het seizoen, als er niet zo veel in mijn tuin staat is er de biologische groentewinkel. Biologisch uit een potje of blik is ook lekker, alleen gaat er dan toch weer veel zout bij En waarom zou je? Dat is een gemiste kans. Ik ben zo gek en ga dat vragen bij leveranciers/producenten. Het antwoord is dat de consument dat zo wil. Eikels, die producenten en ook best wel veel consumenten.

Het ware verhaal is dat we niet beter willen weten en dat is pas dom. Als je dat met alles doet, dan bel je nog steeds met je oude Nokia. En waarom doe je dat dan weer niet?

Er worden nieuwe smartphones ontwikkeld omdat jij bereid bent om ze te kopen. Doe dat dan ook met lekkere groenten. En dan zeg ik niet eens dat het biologisch moet zijn. Beetje gif op het menu elke dag moet kunnen.

Koetjesreep

Henk, de knecht van de melkboer, manoeuvreert zijn melkkar door de straat. Melkbussen met losse melk, flessen volle melk in kratten op het dak, flessen vla en flessen met soep en een stevige laag vet onder de aluminium capsule. Een kakikleurig jasje en een lederen geldtas. Gedragen zoals dat tegenwoordig hoort. Henk is niet hip, Henk is functioneel.

De driewielige melkkar knettert kopers naar buiten. De rinkelende bel doet de rest.
“Graag een liter losse melk”. Soepel wordt de melkkoker volgeputst in twee halen van een halve liter.
Zo’n hoge pan met een diepliggende deksel met grote gaten. Opdat de melk niet kan overkoken of het deksel oplichten. Standaard in elke keuken, net als losse melk. Melk mag nog. Is ook nog echte melk.

Melk die ruikt naar melk en klinkt als melk die schuimend in een emmer onder de koe spritst. Zitten op een houten melkkrukje met één poot en een plankje is al best een kunst. Door die verrekte vliegen zwiepen de koeienstaarten telkens ook nog de pet van het hoofd van mijn opa. Daar had hij een mooie oplossing voor bedacht. Ik moest de staart vasthouden. Daar sta je dan belangrijk te zijn. En trots. De beloning; een koetjesreep.

De smaak van de nog warme verse melk laat zich niet omschrijven. Dat moet je ruiken en dat moet je proeven. Ik ruik de melk als ik een nieuw pak open maak. Biologische volle ruikt het lekkerst. Voor de rest is het plat. Echte gelige slagroom, van losse melk natuurlijk, komt het dichtst in de buurt.

Vind je hier bijna nergens. Moet je voor bij de lokale käserei zijn, in bijvoorbeeld Zwitserland. Daar hebben ze nog echte koeien. Met van die dingen op hun kop. Ja de bel om hun hals is dan weer een ander dingetje. Lokale charme. En het helpt als je de koeien van het land moet halen. Ze staan altijd aan een andere kant van de berg dan jij denkt. Koeien.

De geur van de koeienstal en hooi. Het gerammel van de halsters waar ze mee vast staan in de grupstal in de winter. Niet fijn voor de koeien? Ze staan wel de rest van het jaar dag en nacht buiten in een weiland, met echt gras. Ze werden makkelijk tien tot twaalf jaar oud.
Roodbonte vind ik prachtig, zwartbonte ook wel hoor.

Geen export toen van melk en melkpoeder tegen dumpprijzen naar het buitenland. Heel veel boeren in Oost-Europa en later in Afrika zijn zo hun bestaan kwijtgeraakt. Met dank aan Campina en de bio-industrie.

Ik word triest en boos van de bio-industrie. Het is dierenkwellerij. Ik vind het misdadig. Er zijn gelukkig nog veel boeren die het wel goed (willen) doen. Is het tijd voor. Ze zouden mijn opa eens kunnen interviewen. Dat zou mooi zijn.
Ik probeer het voor hem op te schrijven.