Iets moois

Waarom ben je zo blij Piep? Die vraag krijgt Piep wel vaker. Het is toch niet heel bijzonder om een blije muis te zijn? Tintje weet niet beter. Natuurlijk moppert hij ook wel eens, maar niet vaak. Piep wordt blij van een cappuccino, van een regenbui, van het geluid van regen op het dak. En ook van een glimlach, van lachende ogen in het voorbijgaan. Het lukt gewoon niet om geen goed humeur te hebben.
Door een besmettelijke muizenziekte staat z’n sociale leven op een laag pitje. Werd hij ook nog geplaagd door een andere ziekte, best lang. Dan raak je er een beetje uit. Hij is nu weer fit en gezond. Tijd om opnieuw te beginnen vindt Piep. Alleen, hoe doe je dat? Gewoon weer onder de muizen komen denkt Piep. En veel samen koffiedrinken. Van dat soort dingen.

Piep is blij en tevreden dat zijn energie terug is. Hij had daar niet op gerekend en toch wist hij dat het zover zou komen. Een soort vertrouwen in dat dingen gebeuren. Je moet ervoor openstaan om die kans te krijgen. Nee, geen garanties. Je kunt het niet pakken of bevechten. Het komt naar jou, als je het geluk mag hebben. Het gebeurt.
Het lijkt hem ook de oplossing voor hoe je opnieuw begint.

Het verliezen van zijn vriend Hert ligt hem nog vers in het geheugen. Verslagen en diep verdrietig was hij. Het kan niet en het mag niet dat zulke dingen gebeuren. En ze gebeuren wel. Hij is nog verdrietig maar niet meer verslagen. Het verdriet gaat nooit meer over. Dat hoeft ook niet. Al verwachten sommige muizen dat je er wel even een plekje aan geeft.

Zo werkt het niet. Toen hij erg ziek was heeft hij besloten niets meer weg te stoppen. Het te voelen omdat het er is. Daar hoort ook bij dat je kunt voelen dat je blij bent. Dat past heel goed bij elkaar. Piep is een filosofische muis geworden, hij vraagt zich dingen af. Ook al weet je dat er voor veel vragen geen antwoorden zijn, het is belangrijk om erover na te denken. Het is fijn om dat te doen. Erover te praten met anderen en te horen wat hun gedachten zijn. Zo kom je soms heel dicht bij andere muizen. Als je jezelf durft te zijn, jezelf durft te laten zien. Als je luistert naar wat andere muizen met je willen delen. Dan krijg je iets moois; wie ze zijn.

Hert

Piep wandelt door het bos. Op zijn blote pootjes, muizenlaarzen heeft hij niet. Het bos is stil, nat en zompig. Er is wel geluid, van druppels die van bomen vallen. Piep prijst zich gelukkig ze nog niet op zijn kop te hebben gekregen. Het bos is een mooie plek, er gebeurt van alles. Om dat te zien moet je stilstaan. Stil zijn vanbinnen. Dan pas zie je het. Stilstaan alleen is niet genoeg. Ongeduld maakt het onmogelijk. Het beste is om eerst een poosje te wandelen. Tot je er warm van wordt en je ogen gaan tranen van de kou. Dan komt er ruimte tussen je gedachten. Net zo lang tot er nog maar een paar gedachten zijn tussen heel veel ruimte. Je krijgt dan zin om stil te staan bij het bos.

Het bos weet dat en de voorstelling kan beginnen. Eigenlijk is het een doorlopende voorstelling. Het maakt dus niet uit hoe vroeg of hoe laat je komt. Kijk eens naar boven als het waait, vanonder een grote boom. Je valt bijna om als je de boom heen en weer ziet gaan. Soepel meegevend met de wind. Daar kan je wat van leren. Luister naar het ratelende getimmer van een specht. Zie die sperwer die geruisloos naar een prooi duikt. Het bos leeft en beweegt. Geritsel in het blad vlakbij, dat is natuurlijk Piep die een wandeling maakt. Je ziet hem niet, maar hij is er wel.

Piep kijkt op zijn Smatch, over een half uurtje verwacht Tintje hem. Drinken ze samen koffie. Hij kent de weg op z’n duimpje. Het is nog precies een half uur wandelen. Tintje, zijn vriendin, heeft het druk. Ze houdt van orde en regelmaat. Piep is wat losser en heeft wat meer tijd.
Dat is omdat hij wat minder moet van zichzelf zegt hij. Dan blijft er meer tijd over. Om te wandelen bijvoorbeeld. Om stil te staan vooral. Tintje kan niet stilstaan zegt ze. Maar als ze samen zijn is er altijd tijd.
Piep schrikt op van iets groots wat dichterbij komt. Ha Piep zeg Hert. Ik schrok haast van je Hert, maar ook goeiemorgen. Ze wandelen samen verder door het bos. Hert is een van zijn grootste vrienden. Hij zou hem niet kunnen missen.

Bij een open plek in het bos zegt Hert, laten we hier maar afsteken ik loop hier niet graag. Is goed zegt Piep. Als ze weer bijna bij de bosrand zijn klinkt er een knal. Hert stort neer, zijn hoofd bonkt tegen de grond vlak naast Piep. Er rolt een traan uit het oog van Hert. Piep ziet zijn spiegelbeeld vervagen in het doftrekkende oog van Hert.
Hert, Hert roept Piep, je mag niet dood! Hij rent en rent, blindelings door het bos. Hoe hij bij Tintje is gekomen weet hij niet. Het enige wat hij kan zeggen is: Hert.