Ongelovige

Het houdt me bezig. Of ik in staat ben om iets echt voor mezelf te doen. En dan ook nog iets waar je van kunt zeggen dat het ook wel zonder kan. Zelfs dat het onzinnig is en zonde van mijn geld. Dat is wat ik verwacht dat anderen gaan zeggen hè. Ik hoef alleen mezelf nog maar te overtuigen dat het waardevol is, alleen al omdat het helemaal voor mezelf is.

Opgegroeid in een benepen christelijke omgeving is het minder eenvoudig voor me dan het lijkt. Het zit er ingeramd, het schuldgevoel bij voorbaat. Roept het ook nog de vraag op of er christelijke omgevingen zijn die niet benepen zijn. Maar daarover een andere keer. Van die christelijke clans die zelf niet kunnen inzien dat ze kleingeestig zijn want uitverkoren, bang en geketend.

Als ongelovige waag ik het erop, om erover na te denken. Het is grappig dat je alleen maar een ongelovige kunt zijn bij de gratie van gelovigen. Omdat je anders helemaal geen onderscheid zou kunnen maken. Het verschil tussen hetzelfde bestaat niet. Was het maar zo mooi. Dat zou een boel oorlog, agressie en lelijke gebouwen schelen. Al eens een kathedraal bezocht en bedacht welk leed en ellende daarachter schuilgaat? Zoals we nu voetbalstadions bouwen in Qatar, zo lieten kerkvorsten kathedralen bouwen.

Ik wil het er met God wel eens over hebben te zijner tijd. Ik denk dat het wel oren heeft naar deze polemiek.

Ik laat me weer afleiden. Ik wilde alleen maar iets leuks doen, helemaal voor mezelf. Ik denk er al een hele tijd over na. Eerst kwam Corona en ga je toch nergens naar toe en daar kwam de maximumsnelheid van 100 km/u nog eens bovenop. Dat maakt het nog ontvankelijker voor het argument dat het ook wel zonder kan. Dat het nergens voor nodig is. En juist dat maakt het nog aantrekkelijker.

Ik ga er voor sparen, vraag geld voor mijn verjaardag i.p.v. een cadeautje, zo raak ik sneller op weg. Goedbeschouwd is dat natuurlijk om mijn geweten te sussen. Om mijn schuldgevoel af te kopen. Het gaat me er natuurlijk alleen maar om dat hij wat zuiniger rijdt. Ik denk dat ik het doe, mijn auto laten tunen. Dan kan ik in Duitsland ook nog eens wat harder rijden. En daarbij maakt het niet uit of je gelovig bent of niet. Daar houd ik van.

Overwinnen of niet

Ik ga kort zijn en leg je dat ook even uit. Het is een vriendelijk verzoek. Onwetendheid en zinloos heroïsme, daar gaat het me om. Het is onzinnig en kwetsend om een heldenrol toe te kennen aan iemand die ‘het gevecht’ tegen kanker verliest, of domweg het geluk heeft dat ie er nog is.

Ik ben zo’n geluksvogel die het mocht overleven. Heb je het zelf niet aan den lijve ondervonden, dan weet je niet waar je het over hebt. Of je weet het wel en snapt waarom ik dit schrijf. Ik heb het over kanker. Een woord dat vaker wordt gebruikt om te schelden dan om een integere reden.
Ik doel op het idee dat je zou kunnen vechten tegen kanker. Ik vind het beledigend, een holle frase. Je leest het in overlijdensadvertenties wel eens: “Na een lange en dappere strijd…” Hou daar mee op alsjeblieft. Je kun strijden wat je wilt, als je pech hebt ga je dood. Als je het geluk hebt het te overleven is dat niet jouw verdienste als winnaar van een gevecht. Dat zou impliceren dat de gestorvenen verliezers zijn, dat ze niet hard genoeg hebben gevochten. Zeg het liever niet.

Ik begrijp niets van het beweren dat je tegen kanker kan of zou moeten vechten. Sterker nog, het maakt me woest. Met al die zelfbenoemde goeroes, praatjesmakers, beterweters en naïeven met hun ‘kanker overwinnen’. Meestal goedbedoeld.

Geld inzamelen voor onderzoek is prima.

Doe me een plezier. Het gaat me goed al vijftien jaar lang. Er is geen bijzondere reden om aan te nemen dat het binnenkort terugkomt, al is de kans daarop altijd aanwezig. Het is en blijft kwaadaardig. Het zit in mijn lijf. Maar doe het me niet aan dat als ik ooit aan kanker zou overlijden dat je dan zegt dat ik na een lange strijd heb verloren. Ik heb gewoon heel lang geluk gehad. Snap je? Geluk! Tel je zegeningen. Leef, elke dag.

Motormuis

Verdieping in plaats van tijdverdrijf. Ik heb geen tijd meer om te verdrijven. Omdat de dagen geteld zijn, ook al zijn het er mogelijk nog meer dan negenduizend. Dat lijkt nog een boel, maar ik heb er al 24500 of daaromtrent opzitten. Mijn streefgetal is nog 10585 erbij te tellen. Maar zoals het met streven is, je weet het niet. Zoals het met streven ook is, is dat je bij het bereiken van iets pas tevreden bent. Voor mij zou het beteken dat ik pas tevreden ben als ik op de geplande datum na het aftellen doodga.

Ik ben nu al tevreden en wil helemaal niet dood. Integendeel er is nog zoveel te leven. Toch heb ik een vaag gevoel van haast. Het maakt dat ik soms ondoordachte dingen doe. Met grote gevolgen. Te stom voor woorden natuurlijk.

Het mooie van er al zoveel dagen op hebben zitten is dat je nooit te oud bent. O.a. om iets te leren. Dat kan je als jonkie niet zeggen. En als ik dan aan het leren ben dan daalt het besef in dat ik nu eindelijk eens wat bedachtzamer moet worden. Zou moeten hè. Fijn dat besef. Nu nog doen. Ik vrees dat ik nog te jong ben om dat te leren.

Dat is natuurlijk geen excuus om ondoordachte dingen te doen. Ook al lijken ze uitdagend. Even nagaan wat de gevolgen zijn is wel fijn en netjes naar je omgeving. Ik noem je zomaar een voorbeeld. Niet zo’n heel rampzalige.

Ik ben een echte motormuis. Vind het geluid van een motorfiets, een echte dan, inspirerend. Hoe het ruikt, hoe het voelt, wat het is. Heb er in de loop van de tijd ruim een dozijn gehad. Soms oude of kapotte exemplaren met geduld en veel voldoening opgeknapt.
Nu bedenk ik dat ik het nog steeds wil. Een soort later-life crisis zal het zijn.

Er zijn wel wat tegenwerpingen te maken. Ik besloot langer geleden niet meer motor te rijden omdat ik een geringe visuele beperking heb. Het is wat zonde van al de inspanningen om nu daardoor een motor en mezelf plat te rijden nadat ik ben gekomen waar ik nu ben met mijn gezondheid. Beetje prutsen en sleutelen aan een oud ding heeft nog steeds veel charme. En kan geen kwaad. Moet ik af en toe natuurlijk wel een testrondje rijden.

Mijn door medicijnen wat trillende handen en het van dichtbij geen diepte zien is niet heel handig voor een sleutelaar. Maar het daarom nooit meer doen? Al die nog meer dan negenduizend dagen mezelf dat plezier ontzeggen? Als ik het wil en de frustratie en boosheid als het minder makkelijk gaat gewoon parkeer kan ik het. De voldoening zal groots zijn denk ik. Een overwinning op mezelf.
Mocht je nog ergens een opknapper of een oud beestje hebben of weten te staan voor mijn sleutelambities?

Levensvragen

Zo’n onderdeeltje in een horloge of een klok. Precies het onderdeeltje dat nooit stopt met bewegen en geluid maken. Dat is het. Onrust. Het is de naam van dat dingetje in een opwindbaar horloge. Het stopt pas als je horloge kapot is, of je vergat het op te winden.
Dat je zou willen dat je niet meer wordt opgewonden. De onrust eruit. Er is altijd wat te wensen. Maar meer hoeft niet. Behalve dit. Ik heb lang geslapen, ben een beetje duf ervan. De energie zou van me af moeten spatten. Het is onrust die naar binnen spat.

Zo is het de ene dag. Op een andere is er rust. Dan spat er nergens iets van af zo schijnt het. Dan ben ik blij met mijn kleinzoons, maak ik hun fiets en snoeien we samen de leilindes. Dan geniet ik van dat ze een pannenkoek eten.

De kunst is om balans te vinden. Maar is die er wel, die balans? Ben ik het zelf die zo wispelturig is, of gaat dat buiten mij om? Misschien is balans ook wel saai. Zou het niet vreselijk zijn als ik de voorspelbaarheid zelve ben? Levensvragen op microniveau. Daar kan ik diep over nadenken. Het is niet de verzetterigheid die me altijd beheerste. Al lang niet meer, al is een paar jaar eigenlijk helemaal niet zo lang.

Ik sprak van de week m’n nefroloog. Ik vroeg haar of ik ooit nog een nieuwe nier zou kunnen krijgen als deze er mee ophield. Nee dus. In ieder geval zeer onwaarschijnlijk. Na je zeventigste word je in principe niet meer getransplanteerd. En de verwachting is dat ik de komende jaren wel doorkom met deze. Twintig tot vijfentwintig jaar of zelfs langer kan die meegaan. Tien jaar kan ook. Het kan ook volgende week klaar zijn. Ik ga voor de vijfentwintig jaar en hoef geen garantie. Zie ik het daarna wel weer.