Koffie drinken in de tuin. De vogels doen uitbundig en de zon bescheiden. Uit de wind is het goed. Je zou er helemaal rustig van worden. Maar vandaag niet. Een gevoel van vergankelijkheid, van weemoedigheid. Niet het melancholieke, meer het nostalgische. Een dag als deze kan lang duren. Dat moet ook. Ik heb rust nodig aan mijn kop. Niet omdat er zoveel gebeurt. Vooral omdat mijn hoofd beperkt beschikbaar is. Dat is altijd al zo de laatste twintig jaar. Er is iets definitief stuk in hoofd. Zo omschrijf ik het al vanaf het begin. Kan ik prima mee leven, er is geen andere optie.
Waar ik vroeger als de gang erin zat het liefst eindeloos doorging is het nu zaak om op zo’n moment het gas los te laten. Uitrijden en rusten. Niet eens uitrusten, gewoon aan de limiet gekomen. Een streepje over de grens gaan is een flinke prijs ervoor betalen. Een dagenlang klotegevoel.
Daar komt de weemoedigheid om de hoek kijken. Het verstilde verlangen naar hoe het was. De melancholieke afslag vermijd ik. Die wens ik niet. Het depressieve brengt me niets. Nee, je kunt het niet zomaar uitzetten. Ik heb er tien jaar over gedaan. Van de wens om te stoppen met leven naar de wens om er nog lang niet mee te stoppen.
Het vergankelijke gaat een rol spelen. Ik kan statistisch inschatten hoelang ik nog heb te gaan. Ik tel dat in hoe vaak ik de kerstboom nog op ga zetten. Of in vakanties. Kies zelf maar iets leuks.
Heb je dat wel eens gezien, een wel? Een bron waar water uit de grond komt? Dat is mijn zinnebeeld voor levenslust.