Magere merel

Ik zag vanochtend een merel. Een nogal mager exemplaar. Misschien wel gewoon slank. Ze zitten er niet veel hier. Ook geen dikke. Geen idee wat de omvang van een merelpopulatie bepaald.

Het barst hier wel van de mussen. Regelrecht mollige mussen. Ze maken een boel herrie met z’n allen. Ik snap wel enigszins waarom er zoveel zijn. De huizen hier hebben bijna allemaal overstekende daken met aan de onderkant een houten constructie met balken en vaak ook houten sierwerk. Plenty ruimte voor mussen om een comfortabel en droog nestje te bouwen. Verder een boel lage struiken en veel bomen links en rechts in grote tuinen. Ruimte voor ze en een ideale leefomgeving.

Zie jij nog wel eens een mus bij jou in de buurt? Zeker geen mollige denk ik.

Ik heb nieuwe ‘oortjes’. Gehoorapparaatjes die geen gehoorapparaatjes zijn. Ze lijken er op. Het zijn slimme. Er kan van alles mee, alleen specifiek mussengekwetter wegfilteren kan ik nog niet.

Wat wel kan, is me de illusie geven dat ik met één goed horend oor toch weer de richting van geluid kan bepalen. Audiologisch gezien kan het niet, je hebt er twee goedhorende oren voor nodig. Toch ik kan wel degelijk weer vaststellen uit welke richting geluid komt. Inclusief mussenherrie. Het is slimme technologie. Voor mij een uitkomst.

Simpel gezegd is het rechteroortje een piepklein microfoontje. Via Bluetooth gaat het signaal naar m’n linkeroortje. Daar worden m’n hersenenen geïnspireerd om het onderscheid te maken tussen wat van links en wat van rechts komt. Dat lukt bij 90% van de mensen. Ik had mazzel dat ik erachter kwam dat het bestaat. Kwestie van bij de juiste audicien terecht komen. Het is er niet eentje van de bekende ketens. Je kan het intuïtie noemen dat ik zo iemand vind. Ik noem het geluk. Het geluk is met de doven.

Volgens de ziektekostenverzekeraar is het geen gehoorapparaat volgens de daarvoor geldende definitie. Dat is jammer dan. Ze zakken er maar in met hun definities.

Ik ben blij en tevreden. Kan er straks ook nog van alles mee streamen en er mee bellen. Interesseert me eigenlijk helemaal niks. Eerst maar eens goed luisteren. Lukt het toch nog: ‘je moet eens leren luisteren’.

Zippo

Het eerste wat ik doe als ik ’s ochtends de deur boven bij de trap opendoe is kijken waar Zip is. Meestal vindt hij mij eerder. Als het vroeg licht is en de vogels al om half vijf zingen hoor ik hem zachtjes mauwen bij de deur. Kom op, laat me eruit. En dat doe ik. Hij strijkt langs mijn benen als we de trap afgaan. Bij de tuindeur kijkt hij me even aan. Zomer is zijn tijd. Buiten in de zon op de bank of eronder. Tussen de planten als het warm wordt.

De houten bank in de hoek tegen de muur is deels afgedekt met rode dakpannen. Daaronder, onder de bank een paar dikke tuinknielkussens. Het is zijn plekje als het regent. Droog veilig en warm. De kussens isoleren de kou, maken het comfortabel. Zip wil wat en dat krijgt ie.

Zippo is graag bij me. Een kleine aanmoediging is genoeg om hem tegen me aan te laten liggen. Hij spint als een bromfiets. Opdat ik nooit zal ophouden met hem aaien en onder zijn kin kriebelen.

Als z’n staart blijft zwaaien moet ik rustiger worden vanbinnen. Dat voelt hij haarfijn aan. In de afgelopen jaren met soms verdriet, pijn en moedeloosheid was hij er. Onvoorwaardelijke vriendschap.

Hij is gek op kookprogramma’s. Hij kijkt me verwachtingsvol aan als ik naar de bank loop, de afstandsbediening pak en zeg: zullen we een kookprogramma kijken? Wetend dat ik dan moeiteloos een half uur of langer op de bank blijf zitten, met hem tegen me aan.

Ik praat de hele dag met hem. Hij snapt het. Katten horen, zien en voelen veel meer van je dan je waarschijnlijk vermoedt. Hij vraagt zelf ook, door stil voor me te gaan zitten. Totdat ik het begrijp.
Een paar dagen geleden toen we op vakantie gingen gaf ik hem een dikke knuffel. Piep, dat is zijn koosnaam, reageerde niet erg enthousiast. Natuurlijk niet.

Als ik terugkom van vakantie kan ik het niet overdoen. Mijn grote kleine vriend is niet meer. Lieve Piep, dank je wel voor al die mooie jaren.