Buiten lopen ze in de regen. Op weg ergens naar toe. Of gewoon nergens naar toe. Waar ga je heen? Oh nergens. Ik zie ze voorbijkomen. Vanaf een mooi hoog plekje. Een cappuccino halen zou kunnen. Twee minuten lopen. De trap af en een lange gang door. Alleen nu even niet. Mag m’n kamer niet uit. Soort eenzame opsluiting. Strikte isolatie heet het. Wel af en toe wat aanspraak. Praat ik met iemand in een lichtgroene isolatiejas, blauwe handschoenen en een mondkapje. Even een nieuw infuus aansluiten. Ze zijn lief voor me. Als ze tijd hebben en dat hebben ze eigenlijk helemaal niet komen ze toch even een praatje met me maken. Mooie mensen.
Ik zat te tellen. Dit is week zestien in de afgelopen drie jaar. Zou ook een gemiddelde vakantie kunnen zijn. Ik had stevig de pest in toen ik vrijdag hier kwam. Al snel bleek dat ik mocht blijven. Besmettelijk en onbehandeld voor mij levensbedreigend. Kan er ook blind van worden. Dat is alleen jammer als je niet doodgaat natuurlijk. Het gepiep van de infuuspomp haalt me uit mijn concentratie. Ik probeer gewoon verder te schrijven door je dat te vertellen. Wordt dit nu een zielige blogpost? Nee, denk dat maar niet.
Ik heb zin om in die heerlijke druilige regen te wandelen. Nergens heen. Expres door een plas lopen. Ik zie zwaaiende ruitenwissers. Mensen die raar lopen naar hun auto. Een soort hardlopen. Ze mogen hier wel even droog zitten van mij. Kunnen ze gelijk een cappuccino voor me halen. Zorg ik voor een goed gesprek.
Vrijdag mag ik naar huis. Als het goed blijft gaan. Buienradar zegt dat dan de zon schijnt. Zal je zien, heb ik een keer zin in regen.