Ze zijn zo lijkt het niet meer van deze tijd. Oliemannetjes. In de letterlijke zin dan. Maar stel je voor hoe belangrijk ze waren. Denk aan een schip. Zo’n ouderwetse lanzaamloper. Je kan de klappen van de zuiger op je gemak tellen, pure power. Ik ken ze van toen ik een klein manneke was en speelde langs de oever van het Noordzeekanaal in Velsen-Noord.
Oliemannetjes hebben altijd een overall aan die eens blauw was. Het kledingstuk is geïmpregneerd met olie en vet. Ze dragen een smoezelige pet met leren klep.
Oliemannetjes en hun oliekannetjes, ze houden de boel gaande. Ze kennen elk smeernippeltje en elk olietankje. Zonder op de peilstok te kijken weten ze of er iets bijgevuld moet worden.
Voor de motor wordt gestart laten ze die een paar slagen onbelast draaien. Dan komt de olie overal en loopt ie gesmeerd.
Oliemannetjes zie je niet zo vaak, ze werken benedendeks dicht bij de motor, daar genieten ze van hun werk.
Ze zijn van alle tijden, de meesten nu zonder schip. Ze versoepelen de communicatie. Je kunt het zo gek niet bedenken. Je merkt er eigenlijk nauwelijks iets van en zo hoort het.
De mannetjes en natuurlijk ook de olievrouwtjes luisteren, kijken, bemoedigen en laten je zien wat je niet zag. Zo dat je denkt: dat had ik ook zelf kunnen bedenken.
Vertrouwen is de basis. Geen dubbele bedoelingen. Zo kan jij het kaf van het koren scheiden.
De beloning voor oliemannetjes is voldoening. Dat er dingen gebeuren. Ze genieten van hoe het gaat. Dát het gaat en gesmeerd loopt. Die voldoening geven ze door aan jou, ze delen met liefde hun verdienste en hun passie.