Eco GGZ

Gehecht zijn aan je eetkamerstoelen. Ken je dat? Ik heb ze na veertig jaar trouwe dienst toch weggedaan. Mooie nieuwe aangeschaft. Dit zijn mooie ouwe. Ze kunnen niet kapot. Dus liefhebbers genoeg ervoor. Dacht ik. Aan de straatstenen niet kwijt te raken. Grofvuil. Gelukkig na wat getelefoneer toch nog een afnemer gevonden. De rommelmarkt van de kerk. Als zij iemand weten die er nog een tijdje op wil zitten, prima. Ik gun ze een buitenkansje. Het enige wat ik graag wil is dat ze in gebruik blijven. Ze zijn echt onverwoestbaar en nog mooi. Ik ben natuurlijk niet objectief. Waarom niet nog dertig jaar of zo zelf gebruiken? Ben er klaar mee.

Dezelfde veertig jaar geleden kocht ik ook vier oude stoelen. Met van die van splitriet gevlochten zittingen. Keukenstoelen uit grootmoeders tijd. Aftandse beestjes leken het. Toen al zeker zestig jaar oud. Ik kan de schampere opmerkingen nog horen. Ik heb ze opgeknapt en daarna wilde iedereen ze wel. Die stoelen en mijn oude grenenhouten kasten, pure nostalgie. Daar heb ik een goed gevoel bij. Ben benieuwd of dat met mijn afdankertjes ooit ook zover komt.

Wat maakt dan het verschil tussen nostalgisch spul en oude rommel? Of wanneer verandert rommel in iets met een goede gevoelswaarde? Jij mag het zeggen. Tijd? Ja. Bruikbaarheid ook. Maar niet altijd. Vaak is leuk of mooi al genoeg. Nog meer bepalend is je associatie met de oorspronkelijke herkomsttijd. Grootmoeders tijd. Op de boerderij was het fijn. Zorgeloos, altijd vakantie. Een lieve grote hond. De geur van koeien en hooi.
Die oorspronkelijke tijd moet ver genoeg achter je liggen én die prettige associatie kennen. Ik heb bijvoorbeeld een hekel aan meubels en mode uit de 60er en 70er jaren.

Het is net zoiets met herinneringen. Sommige zijn fijn, andere oude rommel. Een paar lelijke stoelen kan je wegdoen. Rommelherinneringen zijn lastiger. Ik bewaar de goede. Droom te vaak over de rommel. Word ik wakker met dat klotegevoel. Heb nog geen handleiding om daarvan af te komen. Als je iets weet? Ze kosten nu soms m’n humeur en vooral veel energie. Misschien kan je er mentale pellets van maken. Kan je ze opstoken en een warm gevoel van krijgen. Mentale biomassa. Je hoeft er geen boom voor te kappen. Lijkt me wel wat. Ecologische verantwoorde geestelijke gezondheidszorg.

Fragile

Mooi woord. Het Franse fragile. Niks fragiel en al helemaal niet breekbaar. Fragile klinkt als van glas. Dun glas. Als van een glazen kerstbal die naar het parket zweeft. Even later hoor je hoe fragile die was.
Breekbaar klinkt alsof je overal met je grote klompen op mag gaan staan, maar nu even niet.

Ik kocht vier nieuwe mokken. Online. Alleen al niet kunnen kiezen totdat je de waren vindt. Ik google op ‘afbeeldingen’. Dan gaat de digitale winkel helemaal open. Kom ik ineens die kleur tegen. En natuurijk, niet meer leverbaar. Nergens. Heb ik weer. Eigenwijs als ik ben blijf ik bladeren. Vind ik ze toch. Helemaal tevreden. Met mezelf. Ik bestel ze gelijk. Ik wil zo’n doos met dat mooie woord erop. Was wel een mooie doos. Met niks erop behalve m’n adres. En de naam van de winkel met alleen een voornaam. Wel voornaam. Geen achternaam.

Die doos kan je inclusief inhoud van twee meter hoog laten vallen. Gaat er niks mis. Denk ik. Voorzichtig pak ik de mokken uit. Uit lagen bubbeltjesplastic en papier. Ze zijn mijn kleur groen. Ik ben meer van rood. Maar niet voor een mok. Krijg je van die onrustige thee.

Misschien heb ik ‘breekbaar’ een beetje tekortgedaan. Er is nog een soort breekbaar. Ben ik zelf wel eens. Daar helpt geen bubbeltjesfolie tegen. Dan zweef je niet naar het parket. Je bent gewoon pardoes aan scherven.
Ik ging een cappuccino halen en een gevulde koek. In de koffieshop van het ziekenhuis. Zeg nog tegen het meisje van de koffie dat dit het hoogtepunt is van mijn dag. Krijgt ze een kleur van. Zit ik even later in de hal op een bankje. Genietend. Begint er iemand op de piano te spelen. Mooi! Vloeien gelijk de tranen.
Dat soort breekbaar. Gevulde koek in de ene hand, cappuccino in de andere. Met m’n mouw tranen poetsend.

#Mentalweeding

Het is te nat. Of te droog. Er zit iets van een boer in mij. Niet zo gek. Mijn opa was er een. Een echte nog. Ik ben meer een tuinder. Groentenboer. Ik hou van hoe kleine zaden uitgroeien tot grootsheid. Zoals andijvie. Blauwe bloemetjes aan een meterhoge plant. Nieuwe zaden.
Het maakt me niet echt uit hoor. Te nat of te droog. Je kunt er niets aan doen. Hooguit planten watergeven, een sloot graven. Neem het weer zoals het komt.

Het kan met alle dingen. In figuurlijke zin watergeven en sloten graven. Scheelt een hoop chagrijn en ergernis. Is fijn voor jezelf en je omgeving. Over energie gesproken. Watergeven en graven vind ik leuk. Deed ik als kind al aan het strand. Kuil graven en water uit de zee halen met een emmertje. Genieten.
Gedachteloos genieten van niks bijzonders. Wie durft? Voor je het weet moet je uitleggen wat de zin ervan is.

Ik vind schoffelen een van de fijnste bezigheden. Je hersens coördineren je bewegingen. Als je het vaak en lang genoeg doet ‘kan je het’. Het schoffelen is een deel van jou geworden, of andersom. Al schoffelend is er geen mogelijkheid om aan iets anders te denken. Doe je het toch, dan liggen de jonge plantjes er zo vanaf. In plaats van het onkruid. Er zijn veel mensen die schoffelen. Er zijn er veel minder ‘die het kunnen’.

Je mentale tuintje schoffelen is net zoiets. Vaak en lang doen. Je hoofd erbij houden. Niet afdwalen. Je hoeft er geen trendy cursus voor te volgen. Of je diep ademend in een vreemde houding te wringen. Mag wel natuurlijk.

Bedenk wat voor jou onkruid is en wat de plantjes zijn. Dat laatste niet vergeten. En hup, aan de slag. Heb je geen schoffel? Ok, met de hand gaat het ook. Dan heet het wieden. Onkruidjes optrekken. En de goede plantjes uitdunnen. Als het er te veel zijn. Dan groeien ze elkaar in de weg. Je kunt de hele dag mentaal wieden. Het wordt een fijne gewoonte. Je goede gedachten gaan groeien. Van sublieme ideeën, tot goed gevoel of simpelweg genieten van niks bijzonders. Dan is er ruimte in je hoofd. Je mentale tuintje wieden is een van de fijnste bezigheden.

#Mentalweeding, maak er je nieuwe hashtag van.

Takkezaag

Een mooie boswilg in mijn moestuin is te groot geworden. Kwestie van snoeien. Ik heb er zo’n uitschuifzaag voor. Kan je ook hoge takken mee afzagen. Ik zaag nu met gemak flink wat dikke takken af. Een paar maanden geleden kwam ik niet verder dan één tak. En dan een beetje een dunne graag. Het verschil? Het was toen een takkezaag. Meende ik in mijn frustratie. Het andere verschil is het goedgevoelstofje dat nu weer z’n werk doet. Zit ik ’s middags weer op de bank met een rozig hoofd en een mok thee. Na te genieten. Een heel verschil. Met niet te genieten.
Het mooie van een boswilg is de vroege bloei. Als vroeg in het voorjaar de zon de temperatuur naar een graadje of zestien brengt en er weinig wind is, dan zoemt het in de boom. Bijen en hommels vinden hier hun eerste stuifmeel en nectar. Ze komen van kilometers ver. Die hele zoemende verzameling en ik willen dat niet missen. Heb de boom met mate gesnoeid.
Veel moestuinders vinden zo’n boom maar niks. Dat neemt het licht weg. Paardenbloemen en madeliefjes mogen ook niet. Alles wat niet op andijvie of sla lijkt dient uitgeroeid. Vergeten ze even dat zonder zoemende verzameling er bar weinig terecht komt van hun moestuin. Zit ik zo maar weer op mijn biologische stokpaardje. Goed voor de mentale conditie.
Ik heb serieus overwogen m’n moestuin op te doeken. Als je nog geen tak kunt snoeien geen plantje meer in de grond kunt zetten, dan is het niet leuk meer. Het is nu wél weer leuk! Dankzij een onbekende donor.

Katjes van de boswilg

Kans

Een nieuwe nier is niet niks. Het betekent eerst wachten of en als je geluk hebt tot je aan de beurt bent voor een transplantatie. Ik ben een geluksvogel. Hoefde maar vier maanden te wachten nadat ik bij Eurotransplant was geregistreerd als transplantabel. Voor ik op de wachtlijst kwam vroeg ik hoe groot mijn kans was. Op een ‘perfect match’. De nefroloog vergeleek die kans met de kans op het winnen van een flinke prijs in de staatsloterij.
Voor je op de wachtlijst komt wordt eerst gekeken of je geschikt bent voor een transplantatie. Fysiek en mentaal. Het is fijn als je een nieuwe nier mag krijgen, maar als je je niet weet te houden aan het juiste medicijngebruik, dan zijn alle moeite, kosten en ongemakken voor niets. Een wel geschikte ontvanger vist dan naast het net.

Je bent ziek. Niet zo’n beetje. Waar het op lijkt? Lastig uit te leggen. Het gevoel na een zware griep in het kwadraat. Bijna niks gaat meer. Niets wat je eraan kan doen. Als je een mobieltje was, dan heb je nooit meer dan 10% energie. Bijna leeg. Zo begint elke dag.
Verslagenheid, onmacht. Boosheid soms. Je fysieke ik, waar je zo vertrouwd mee was doet het niet meer. Het begon heel langzaam. Sluipend. Er ging wel twee jaar overheen. Toen ik iets in de gaten kreeg was het te laat. Nieren herstellen niet meer.

Verzet en slachtofferschap helpen je niet. Het wordt een mentaal dingetje. Leg je je erbij neer dan is het al heel wat. Of ga je een stap verder. Kiezen om ervoor te gaan. Ik wílde niet niks kunnen en moest toch m’n grenzen bewaken. Dat probeert iedereen dagelijks, jij toch ook? Nu luistert het wat preciezer. Met als resultaat dat mijn batterijtje vaak leeg was. De manier om je grenzen te leren kennen. Om frustratie op te doen. Vervolgens is het de kunst er iets van te maken.
Voeding en beweging. De juiste dingen eten. Gekookte piepers of een lekker zelfgemaakt soepje zijn niet meer zo goed voor je. Er blijft gelukkig veel goeds over. Je kan kiezen of je er mee om wilt gaan.

Heel stiekem komt er nog wat om de hoek kijken. Het dichterbij komen van het dialyseren. Moet je niet aan denken. Vier keer per week vier tot vijf uur in het ziekenhuis. Kan ook thuis. Mijn huis bleek er geschikt voor. Moet je wat verbouwen. Hebben ze een aannemer voor die weet hoe dat moet. Als het zover is regelen dat er altijd iemand bij je is als je dialyseert. Je mag niet alleen zijn. Er zijn gespecialiseerde thuiszorgmedewerkers die dat kunnen. Het kan jaren zo duren. Als je pech hebt.
Ik had geluk. Heel veel geluk. De hoofdprijs in een ‘kansspel’ dat wachtlijst heet. Dat spel kent ook verliezers. Die overlijden voordat er een nier voor ze is.

Er is één situatie waarin je een beschikbare nier áltijd krijgt. Los van je plek op de wachtlijst. Als die nier perfect bij jou past. Een ‘perfect match’. Dat geeft de grootste kans op een goed resultaat en geringere kans op afstoting van je nier. Jouw weefseleigenschappen en die van de donor hebben dan een uitzonderlijk grote overeenkomst. Dat overkwam mij.

Tweeëneenhalf tot 3 jaar wachten is gebruikelijk. Fantastisch dat die wachtlijst en de hele organisatie daaromheen bestaat. Dat jouw kans om opnieuw te kunnen leven reëel is.

Sleg

Ik heb een grote houten hamer gekocht. De omheining van m’n moestuin wordt gammel. De ene na de andere paal is verrot. Ze blijven keurig hangen aan het gaas. Dat wel. Het gaas is bedoeld om de konijnen en de hazen buiten te houden. Die zijn ook gek op biologische groenten. Zo’n grote hamer heet een sleg. Je mept er de palen mee de grond in. Ik heb hem al even uitgeprobeerd. Dat kon beter en ligt niet aan de sleg. Het zijn natuurvriendelijke palen. Ze hebben voorheen al tien jaar op de hei gestaan. Dan konden er grote grazers grazen zonder de straat over te steken. Ik heb ze overgenomen. De palen.

Moet eerst wat energie sparen voordat ik de rest van de omheining doe. Ben in huis de vloer stukje bij beetje opnieuw in de olie aan het zetten. Eerst de schrale plekken bijwerken. Morgen wil ik een groter stuk doen. Waar ik eerder allebei de klussen op een dag deed moet ik het nu rustig aan doen. Dat is niet leuk. Een beetje tegen m’n natuur. De prijs van het toch doen is best hoog. Dan ben ik een paar dagen flink naar de knoppen. Herstellen duurt nog lang. Het wordt langzaam maar zeker wel beter die conditie.
Sommigen denken, hij heeft toch een nieuwe nier? Nou, dan kan ie ook weer gewoon aan de bak. In de praktijk zijn er grote verschillen of je dat kan of niet. Ik denk dat er geen pasklaar antwoord is voor het waarom. Ieder mens is anders. Het is niet meer het ellendige gevoel van een lichaam dat helemaal de draad kwijt is. Vergiftigd is. Niet meer een opstapeling van afvalstoffen in m’n bloed, van spierkrampen op de gekste momenten. Stap maar eens uit je auto om vervolgens compleet in de kramp te schieten. Ze moesten er al eens om lachen. Ik kon er ook de humor wel van inzien. Achteraf dan.

Mijn hoofd heeft nu de sleutel in handen over hoe lijf het doet. Hoofd wil graag ook dingen doen die niet zo verstandig zijn. Lekker palen de grond in slaan. En ‘s middags nog effe de vloer doen. Het regent gelukkig op m’n energiespaardag. Dat zit makkelijker binnen.

De sleg

Donor!

Ik heb me deze week als donor geregistreerd. Als ik het vertel in mijn omgeving blijkt dat diverse vrienden en kennissen dat allang gedaan hebben. Anderen zijn extra geïnspireerd. Waarom deed ik dat zelf dan niet veel eerder? Ik heb er vóór mijn eigen transplantatie nooit zo bij stilgestaan. Slordig, onnadenkend? Of het onderwerp stilletjes vermeden. Ik weet het niet zo goed. Ik denk dat er velen zijn zoals ik. Dit jaar móet je een keuze maken. Dat belooft nog wat moois.

Ik heb wel wat vragen aan m’n nefroloog. Zoals, hoe geschikt is mijn lichaam eigenlijk nog na alle behandelingen en door de medicijnen die ik gebruik. Ik hoop dat er nog wat goede onderdelen bij zitten.

Het blijft bijzonder dat ik weer gewoon rondspring, op mijn fiets zit en met m’n broer een biertje kan gaan drinken. Er zijn momenten geweest dat mijn naasten dachten dat het niet meer zover zou komen. Gek genoeg had ik daar toen zelf niet zo’n erg in. Als de verpleegkundige zijn of haar naam, de datum en de dag op het whiteboard schreef dan wist ik dat ook weer. Daarnaast stond een lijstje met bezoek voor die dag. Ik had nierfalen en nog wat extra dingetjes die overleven ingewikkeld maakten.

Ik ben nu wat steviger geworden door de prednison. Lig er niet wakker van. Hoef maar te denken aan toen ik kon lopen nog staan zonder vastgehouden te worden. Bij gebrek aan spierkracht. We stelden elke dag een doel om wat verder te lopen. Dat begon met het bankje aan de andere kant van de gang. Gezien in de breedte van de gang dan hè.

Eenmaal thuis en om weer fitter te worden en het dialyseren zolang mogelijk uit te stellen deed ik iets raars. In de ogen van sommigen dan. Ik haalde het maximale uit mijn voeding in overleg met de diëtiste. Dat is niet zo raar. Én ik kocht een nieuwe racefiets. Daar heb ik nog niet veel en al helemaal niet hard mee kunnen rijden. Maar wel goed voor m’n conditie. Met name mijn mentale conditie. Die fiets is het symbool voor toekomst geworden. Elke keer als ik in de schuur kom moet ik hem even aanraken. Voelen of de banden nog hard genoeg zijn. Ik durf het nog niet aan er kilometers mee te maken. Lijf zegt dat het bijna zover is. Hoofd wil nu al wel. En verder is het prutsweer natuurlijk. Hoewel dat me niet tegen gaat houden. Soms is er niets lekkerder dan tegen wind en regen in te fietsen. Moet je op de terugweg wel de wind mee hebben natuurlijk.

Er zijn ook klote dagen. Die gaan voorbij. Er zijn veel meer fijne dagen. Ik heb beloofd om te schrijven over leven met een donornier. Daar hoort ook bij dat hoofd of lijf soms geen zin heeft. Ik leer om opnieuw te vertrouwen op mijn lichaam.

Opnieuw leven

Blij

Vandaag geen eekhoorntje in de boom. De mezen en de vinkjes laten het ook afweten. Ik zit bij het raam. Niet achter de geraniums. Snipverkouden te zijn. Grijs en grauw weer. Vanmiddag gaat het regenen. Zou je zo spontaan in tranen uitbarsten. Wat een narigheid. En de oliebollen waren veel te donker. Vet te heet zeker. Kunnen zo in de groene container. Ben benieuwd hoe gecomposteerde oliebollen er uit zien. Eigenlijk zit ik te genieten. Er is niks, maar dan ook helemaal niks wat moet. Ja, de vuurwerkzooi van m’n auto afwassen. Doet de regen vanmiddag wel.

Niksdoen als het nieuwe genieten. Genieten in je hoofd. Noem het maar niks. Ik heb afgelopen jaren vaak verlangd naar een moment als dit. Tijd om na te denken heb ik wel gehad. Zeeën van verplichte denktijd. Te ziek om een poot te verzetten. Nu heb ik vrije denktijd. Dat is toch even iets anders. Op zich al de moeite waard om over na te denken. Ik was goed in doordaveren. Moest altijd van alles. Van mezelf.

Kan er nu om lachen. Doet ook een beetje pijn. Hoe kon ik zo stom zijn. Als ik erover nadenk, dan snap ik het wel. Zicht krijgen op de eindigheid van m’n leven hielp flink. Om het te snappen. Als je dan je leven terugkrijgt hoeft niemand je meer iets uit te leggen. Daar raak ik niet over uitgedacht. Gewoon een nieuwe nier. Gewoon? Het raakt aan een onvermoede bron van energie. Ik noem het energie. Omdat geluk of kennis veel te pedant klinkt. Tevredenheid is misschien wel de mooiste uitdrukking ervoor. Niet het soort tevredenheid dat je behoort te hebben. Wel het soort dat vanbinnen zit. Dat van jou is. Van dat je blij wordt van een eekhoorntje dat er niet is.

Weet wat je eet

Je bent wat je eet. En drinkt. Ik had nierfalen en stoffen zoals kalium en fosfaat waren schadelijk voor me. Ze zitten overal in. Mijn lichaam kon ze niet meer afbreken. Het zijn essentiële voedingsstoffen. Je hebt ze nodig.

Nu moet ik opletten dat ik ze wél binnenkrijg. Tomaten, bananen, groenten, melkprodukten en wat chocolade. Soms is het best leuk hoor. Met regelmatig bloedprikken controleren we hoe het ervoor staat.

Tomatensap is juist weer niks. Wel lekker én gezond, maar gekocht in de winkel barst het van het zout. Wist je dat er zout wordt toegevoegd aan mineraalwater? Waaraan eigenlijk niet. En waarom? Meestal om een gebrek aan smaak te compenseren. Deels om producten zoals vleeswaren houdbaar te maken. Kaas dan. Ik koop kaas met minder zout. Zit er 1,5 gram zout in per 100 gram kaas. Smaakt toch echt lekker. Elke veertien dagen komt ze aan de deur. Mijn kaasvrouw. Ze kocht het in het begin speciaal voor mij in. Nu verkoopt ze er steeds meer van. Gebruikelijker is dat er 3 gram of (nog veel) meer zout in de kaas zit. Die met 1,5 gram vind je niet in de supermarkt.

Koffie uit een automaat kan je duur komen te staan. Hoe schoon is dat poetsdoekje? Of het poeder, of wat er dan ook ingaat? Of de handen van de schoonmaker/-ster? Het is ook lekker warm in zo’n apparaat. Daar houden bacteriën wel van.

Medicijnen houden mijn afweersysteem op een laag pitje. Om afstoting van m’n nier te voorkomen. Daardoor ben ik vatbaar voor infecties. Dat resulteerde al in een zeer hardnekkige en potentieel gevaarlijke virusinfectie en een ernstige longontsteking. Die waren samen al goed voor vijf weken ziekenhuis, ernstige bijwerkingen van de virusremmers en levenslang antibiotica. Ben wat voorzichtig geworden. Dat wil niet zeggen dat ik het had kunnen voorkomen.

Eten in een restaurant? Daar denk ik twee keer over na. Ben er mentaal nog niet aan toe.
Handen schudden, winkelkarretjes, deurknoppen, benzine tanken. Je kunt er niet omheen. Ik heb een desinfecterende gel bij me. Je kan niet overal je handen wassen. Dat wassen is ook weer onhandig als je daarna de kraan met je handen dicht moet draaien.

Sla zo uit een zakje, rosbief, paté of een plakje leverworst. Beter maar van niet. De laatste twee bijvoorbeeld leveren je een flinke kans op een actief hepatitis E virus. Op vakantie cola met een ijsklontje op een terrasje, niet doen. Jij voelt niets of je wordt hooguit een keer beroerd. Voor mij kan het levensbedreigend worden. Nee, dat heb ik niet allemaal zelf bedacht. Diëtisten en nefrologen hebben me wegwijs gemaakt.

Dan maar angstig binnenblijven met de gordijnen dicht en alles drie keer koken? Haha, nee natuurlijk niet. Gewoon je levensstijl aanpassen en daar een sport van maken. Geen smetvrees ontwikkelen. Wel je gezonde verstand gebruiken. Word goede maatjes met je diëtist! Als jij kan kiezen tussen gezond zijn of ziek worden dan doe je dat ook. Ik ben blij dat ik weer de keuze heb. Ik geniet van m’n nieuwe leven.

Weet wat je eet, maak het lekker zelf!

Zorg

Oplossing gevonden. Nu nog een probleem erbij bedenken. Lees ik in de krant. Het gaat over technologie. We vinden veel uit. Dat moet gebruikt worden. Geld ermee verdienen. Met een hamer kan je geld verdienen. Timmerman heet dat. Je hebt niks aan een nieuwe hamer als de oude het nog doet. In dat geval moet je gaan verzinnen wat er nog meer kan met zo’n ding. Mooi kleurtje, hamermode. Jij mag het zeggen. Nieuwe bezems vegen schoon. Nieuwe hamers doen het niet beter dan de oude. Die timmerman is niet gek. Die zweert bij zijn of haar oude hamer. Raakt ie hem kwijt dan is ie doodongelukkig.

In ziekenhuizen wordt veel gebruik gemaakt van nieuwe technologie. Heb ik aan den lijve ondervonden. Dat is goed. Blijft het me verbazen dat informatietechnologie daar nog altijd in de kinderschoenen staat. Oplossingen genoeg. Problemen om op te lossen ook. Veel van die informatietechnologie lost helemaal niks op. Veroorzaakt nieuwe problemen en extra werk. En, kost een boel geld. Waarom dan? Omdat er geld mee verdiend wordt. Door de leverancier van de oplossing. Die moet er van leven. Verkopers van informatiesystemen zijn als een man met een hamer. Ze zien overal spijkers.
Je kan met een nijptang ook ergens een spijker inslaan. Lukt ook prima met een baksteen. De vraag aan een verkoper van informatiebakstenen of dat kan zal hij dan ook graag met ja beantwoorden. Heeft ie geen woord aan gelogen.

Ik ben allergisch voor een bepaalde pijnstiller. Zeg dat altijd als ik denk dat het relevant is. Is het meestal nieuw voor de betreffende arts of behandelaar. “Goed dat je het zegt”. In een ander ziekenhuis weten ze het al helemaal niet.

Moet je eens de vraag stellen welke gegevens van wie zijn. En wie die mag gebruiken, of er iets aan mag wijzigen. En dan nog het privacyvraagstuk. Het zijn míjn gegevens. De organisatorische structuur van de zorg en de financiële voeding ervan compliceren het. Dingen samen doen kan je wel eens je budget kosten. Hebben we het nog niet eens over machts- en menselijke verhoudingen.

Voor alle duidelijkheid. Dit gaat niet over een ziekenhuis in het bijzonder. Ik heb groot respect voor wat er in ziekenhuizen wordt verricht. Ben daar bijzonder dankbaar voor. Wel kan het zonder hoge kosten veel efficiënter en beter. Denk ik.

Voorlopig is het verstandig dat ik zelf onthoud voor welke medicatie ik allergisch bent. Informatietechnologie? Die komt pas echt kijken als je een paar van de genoemde probleempjes begrijpt. En er mee omgaat. In die volgorde. Daarna eerst maar zelf bepalen wat nodig is en dan de oplossing vinden. Handelaren in bakstenen? Niet eens koffie geven.

Het briefje met de naam van de pijnstiller zit veilig in mijn portemonnee.

Informatietechnologie van hoog niveau