Later als ik groot ben

Van de dingen die voorbijgaan. Ik kon niet wachten tot ik eindelijk op een brommer mocht rijden. Daarom had ik er al eentje toen ik 12 was. Je moet wat. Een motor kopen toen ik 18 was mocht natuurlijk niet. Een goede reden om er een aan te schaffen. Dat was gaaf.

In de Oranjeboom waar de examens werden afgenomen zaten allemaal baasjes met een mooie motor en prima outfit. Mijn oude rammelbak stak in hun ogen daar wel schamel bij af. Ik slaagde in een keer, zij mochten het later nog eens proberen. Nee geen leedvermaak hoor, wel het gas even extra opengedraaid toen ik wegreed. Ik dacht, later koop ik ook een dikke motorfiets.

Ik heb het dubbel en dwars ingehaald. Op mijn manier. Ik doe de dingen graag op mijn manier. Dat is me wel eens kwalijk genomen. Je moet de dingen doen zoals het hoort. Nou dat is aan mij niet zo besteed. Ik vergelijk die manier van denken wel eens met kinderspeelgoed. Zo’n houten kistje met in de deksel gaten in de vorm van een rondje, een vierkantje of een driehoekje. Daar passen bijbehorende blokjes door. Leuk en leerzaam voor kinderen.

Als je groot bent is het ineens geen spelletje meer. Als je geen vierkantje bent en je past niet, dan is dat jammer voor jou. We willen alleen maar vierkantjes. Omdat het zo hoort. Laat ik nu net een driehoekje zijn en lak hebben aan het denken in vierkantjes. Ik ervaar het als ruimte en vrijheid die ik mezelf laat. Mijn ruimte.

Ook driehoekjes gaan met pensioen als ze de leeftijd daarvoor hebben bereikt. Is maar net wat je leuk vindt of graag wilt. Ik ben er wel tevreden mee. Genoeg te doen.
De afgelopen jaren heb ik gemerkt dat er ook een leeftijd is waarop het ophoudt. Dan is het ‘later als ik dood ben’. Het perspectief verschuift. Voor sommigen is het wat vroeger later.

Ik ben dingen aan het regelen voor later als ik dood ben. Daar is niks depri of somber aan. Het is er tijd voor. Wel apart om te bedenken dat je waarschijnlijk nog geen dertig kerstbomen meer hoeft te kopen. Of gelijk maar een nepper volgende kerst? Moet ik oppassen om niet ineens zuinig te worden. Zuinig, waarom dan? Dat bedoel ik.

Het is reden te meer om te genieten van elke dag. Natuurlijk zijn er ook kutdagen. En daarna zijn er weer mooie. Een dikke motor kopen hoeft niet meer. Ik vind het fijn om met mensen te praten en samen koffie te drinken. Erbij stil te staan. De klaprozen in mijn voortuin te bewonderen en te luisteren naar de regen op het dak. En natuurlijk om een beetje gezond te zijn, dat is ongeveer het allerbelangrijkste.
Dat had ik niet bedacht bij ‘later als ik groot ben’.

Uniform

Sommige mensen zijn meer gelijk dan andere. Zo voel ik het wel eens. Ik heb dat vooral bij groeperingen die eenzelfde geloof aanhangen. Of nog iets preciezer, die beter weten hoe je dat geloof aanhangt.
Je kunt het aan je omgeving laten zien, dat horen bij een groep. Door kleding, brillen en haardracht bijvoorbeeld. Er zijn rare regels voor en het is loyaal om eraan te voldoen. Zo laat je zien dat je een echte aanhanger bent. En de groep houdt jou wel in de gaten. Fijne verbondenheid wel. Als het over gelovige lieden gaat, dan is dit al gauw mijn onwrikbare theorie.

Laat ik nu een klein beetje op weg zijn met het wat beter nadenken over mijn fraaie theorieën. Militairen en politieagenten dragen een uniform. Veel christelijke vrouwen een voorgeschreven rokje. Is dat niet ook gewoon een uniform?

Het uniform van een conducteur of iemand die in de zorg of in een tuincentrum werkt heeft een practisch doel. Dat hoef je niemand uit te leggen. Blijf ik struikelen over christelijke rokjes en dito zwarte pakken. Misschien handig voor god om te weten wie hij wel of niet binnen moet laten?

Ik werkte bij een bedrijf waar een driedelig kostuum vereist was. Alle kleuren toegestaan als het maar donkerblauw of donkergrijs was. Eigenlijk waren zwarte schoenen ook verplicht. Maar eigenwijs als ik ben…
Ik droeg die outfit omdat het werkkleding was. Zo werden de centen verdiend. Dat vond ik acceptabel ook al ben ik helemaal niet van de kostuums en de stropdassen. Het is een belachelijk en verstikkende soort versiering, een stropdas.

Er blijft zo niet veel over van m’n onwrikbare theorie over het uniform van christenen, of zij die zich graag zo noemen. Die sneer kan ik niet laten hoor. Je hebt immers ook nepagenten en namaakmilitairen. Een soort status willen claimen door een uniform. Kijk maar naar sommige demonstranten in hun allegaartje uit de militaire dump.

Wat ik wil zeggen is, dat ik elke dag wat leer. Over mijn eigen denkbeelden. Over een mening hebben en gelijk hebben en het verschil daartussen. Dan waren de vorige twee zinnetjes toch genoeg geweest bij wijze van blogpost?

Ik hoor graag van jou wat je ervan vindt. Misschien heb je net zo’n onwrikbare mening als ik.

Jezelf zijn

Ik vraag me wel eens af wie ik ben. Ik probeer dan om dat ergens aan te meten. Aan prestaties, aan andere mensen en vooral aan het beeld dat ik heb van wie ik zou moeten zijn. Het is nooit goed. Het resultaat van het vergelijken niet en dat ik zo dom ben om dat te doen niet. Om mezelf gerust te stellen denk ik dat het me overkomt, dat willen vergelijken. Dat is natuurlijk niet waar.

Er zijn ook meer zeldzame momenten, dat het voelt dat ik genoeg ben. Omdat ik genoeg ben. Omdat ik mezelf ben. Verder niks.

Dat streven om net zo goed of liever nog beter te zijn dan een ander zit er aardig ingebakken. Het voelde als normaal voor me. Omdat ik niet beter wist. Ik werkte bij een bedrijf waar iedereen van een ander kon zien wat hij of zij verdiende. Dat vond ik een goed principe. Als er dan collega’s waren die net zoveel wilden verdienen als jij, dan was het antwoord van de baas: doe en presteer dan hetzelfde. Ik vond het een stimulerende en eerlijke omgeving.

Ik kwam erachter dat meer en beter me geen stap dichter bij mezelf bracht. Dan zit je op een dag in het vliegtuig en kijk je naar beneden naar minibootjes en booreilandjes. En dan denk je, als het ding nu naar beneden mietert dan kan ik het niet helpen.

Dat inzicht en het nare gevoel kwamen niet vanzelf. Er gebeurden dingen die me hevig raakten. Een klein manneke ging dood. Dat mag niet gebeuren.

In een klap was m’n eigenwaarde verbonden aan meer en beter verdwenen. De noodzaak van het altijd maar streven was van z’n grondvesten gerukt.

Nog altijd trap ik wel eens in de oude val. Ontevreden zijn met mezelf. Dan vraag ik me weer af wie ik ben. Maar ook steeds vaker voel ik dat het niets uitmaakt wie ik ben anders dan mezelf. Dat het zo goed genoeg is.

Het mooie is dat als ik dat voel, anderen het soms ook voelen. Zoals je van iemand anders kunt voelen dat die authentiek is. Mooi woord hè? Authentiek. Wees gerust jezelf.

Denken

Heb je wel eens nagedacht over hoe je denkt? Denk je stap voor stap, of kijk je meer naar het grotere geheel? Mensen verschillen in hun manier van denken. Dat leidt tot vreemde fricties. Misverstanden, onbegrip en zelfs ruzie. Hoe vaak zeg jij: je begrijpt niet wat ik bedoel?
Het lukt dan niet om duidelijk te maken wat je denkt. Dat ligt lang niet altijd aan jou omdat je niet duidelijk bent en evenmin aan de ander omdat die te dom is om het te begrijpen.

Het tegenovergestelde kom je ook tegen. Een half woord is genoeg. Zo van: jij zegt het en ik dacht het. Om het nog wat ingewikkelder te maken speelt ook je gevoel een rol. Mag je die ander of juist niet. Soms komt het van pas om iets niet te begrijpen. Dan vraagt de situatie om gepast niet begrijpen. Dat is niet aardig, maar soms verrekte handig. Ik spreek voor mezelf hè.

Ik loop wel eens aan tegen ‘niet begrepen worden’, als het gaat om mijn manier van denken. Bij het je voorstellen of bedenken van een bepaalde gewenste situatie of te behalen resultaat. Dat doe ik op mijn manier. Het liefst in abstracte patronen. In eigenschappen van het toekomstig resultaat. Dat is voor de meesten niet concreet genoeg en daarom moeilijk te volgen. Zo onstaan soms misverstanden. Dat zit hem in het verschil tussen conceptueel denken en uitvoeringsgericht denken.

Denken in handelingen, in werkwoorden is heel praktisch en gebruikelijk. Gewoon zoals de dingen gaan als je iets wilt maken, bedenken of bouwen.
Stel je wilt een huis bouwen en je gaat dat doen door hout, stenen, cement en spijkers te kopen. Je schat hoeveel je nodig hebt en je begint. Bouwen, metselen, timmeren, voegen etc. Als het niet te groot en ingewikkeld wordt kom je een heel eind.

Om glasvezel, elektra en water aan te kunnen sluiten moet je het al wat breder bekijken. Het moet ergens vandaan komen. Dat er een oprit bij het huis is die moet aansluiten op een straat maakt het handig dat er een straat is of komt. Wil je straks met de bus naar je werk en de dichtstbijzijnde halte is 10 km verderop dan is dat lastig. Zo zijn er veel dingen in een groter geheel die samenhangen. En die mee bepalen hoe je iets kan uitvoeren.

Als je begint met denken vanuit het grotere geheel, het concept, dan gaat het nog lang niet over spijkers en planken en helemaal nog niet over metselen en timmeren. Zet je zo’n conceptuele denker (mij) en de ‘gelijk aan de slag’ doener bij mekaar dan heb je de poppen aan het dansen als je niet oppast.

Wat wijsheid is hangt denk ik af van je situatie. Ben je van plan een nieuwbouwwijk te ontwikkelen, of een complex informatiesysteem te bouwen, begin dan maar bij het concept. Kijk maar naar veel informatiesystemen bij overheden en bedrijven. Chaos en mislukking. Mag je raden hoe dat komt.

Als je doodziek bent en in een overlevingsmodus zit, dan heb je niet zo veel aan een concept. Bij de pakken neerzitten is één manier. De stap voor stap manier is een andere.

Ik hoor m’n nefroloog al zeggen: maak jij maar eens een plan hoe je denkt dit te gaan overleven. Dat plan maakt zij wel, ik doe de dingen stap voor stap. Tijd nemen om te rusten, herstellen, conditie opbouwen, beetje koffiedrinken en kletsen. In een cyclus en als het zover is, verder naar met de volgende stap. Soms een vooruit en twee achteruit. Dan is de overlevingsmodus heel nuttig. Niet opgeven.

Kortom, geduld en het leven nemen zoals het komt. Koffiedrinken en kletsen is een probaat middel om de moed erin te houden. Het werkt verrassend goed. Thee mag ook.

Je zou kunnen zeggen dat die manier van denken ook een concept is, toch?

Pannenbier

Ik heb nog niet zo vaak een huis gebouwd, of iets anders waar dakpannen op moeten. Eigenlijk nog niet eerder. Maar nu wel! De pannen liggen erop. Mooie rooie op een zwart kapschuurtje. Zelf gebouwd met een paar maatjes. Moest je me een paar jaar geleden vertellen dat dit zou kunnen. Had ik je niet uitgelachen, had ik het stiekem gehoopt. Stiekem vanwege die dooie mus. Maar alle mussen zijn gelukkig nog springlevend. En ik voel me de wandelende levenslust.

Daar hoort pannenbier bij. Om het te vieren. Want dat heb ik een levenlang weinig gedaan, vieren. Wegens vermeend gebrek aan tijd moest ik altijd werken, geld verdienen en zorgen voor een zekere toekomst. Alsof dat een betrouwbaar recept daarvoor is. Ja, je moet ergens van leven. Maar wat valt er te leven als je er geen tijd voor hebt? Achteraf was het meer vluchten dan werken. Werken hielp me om te vergeten. Afleiding is goed, vergeten niet.

Tijd dus om dat vieren een beetje meer ruimte te geven. Ik wil elke dag wel m’n verjaardag vieren. Ik vier er tegenwoordig twee. Elke dag twee keer jarig hè. Doe me dat eens na. Mijn nierverjaardag is op 18 september. Dit jaar wordt het mijn vierde. Er waren tijden dat nog een keer jarig worden niet bovenaan op mijn to-do lijstje stond. Het hoogst haalbare was ‘nog even niet dood gaan’. Dat is aardig gelukt hoor.

Pannenbier dus. Volgens Wikipedia:
“Pannenbier is een term uit de bouw. Wanneer het hoogste punt van een gebouw is bereikt en dakpannen gelegd kunnen worden wordt bier geschonken, dat door de opdrachtgever beschikbaar wordt gesteld.”

Gaat natuurlijk niet om het, overigens niet te versmaden, biertje. Het gaat om het vieren. Samen blij zijn moe en voldaan. Zo werken is niet alleen afleiding. Het geeft voldoening en energie. Waarvoor dat schuurtje is? Dat kun je lezen in m’n vorige blogje.

Samen doen

Piep rommelt wat in z’n huisje, een gezellige walnotendop. Een grijze muis heeft niet veel nodig om zich thuis te voelen. Tintje, zijn vriendin is er vaak. Precies genoeg ruimte voor twee, al helemaal als het koud is.

Na een tijdje wat in de versukkeling te hebben gezeten is Piep wel toe aan ‘onder de muizen komen’. Voorzichtigheid blijft geboden, er heerst nog altijd een akelig muizenvirus.

Piep is een handige muis. Lekker doen en al doende leren. Daar houdt hij van.
Ook van dingen die je overkomen kan je veel leren. Niet dat je daar een gelouterde muis van wordt of zoiets. Nee, Piep heeft niks op met dat soort algemeenheden en dooddoeners. Hij zegt het liever in eenvoudige muizentaal: soms moet je hard op je snuit vallen om de dingen beter te kunnen begrijpen.
Bijna verdrinken met z’n walnoten bootje in de storm was zo’n moment. Je gunt het niemand en toch ook weer wel. Het resultaat ervan tenminste. Snappen hoe fijn de kleine dingen zijn.

Over dingen doen die je geleerd hebt door ze te doen hè. Dat is wat hij weer wil. Beetje aan de slag in zijn groentetuin, beetje klussen. In de moestuin is het fijn in je eentje, dan kan je zo lekker zweefdenken. Beetje zon, beetje wind en wat wieden. Heerlijk helemaal opgaan in je werk. Wel oppassen voor de kat natuurlijk.

Klussen is leuker samen. En zoals het vaak met de dingen gaat, ze komen voorbij als je er klaar voor bent. Nu ook. Piep wordt helemaal blij als hij eraan denkt. Muizen zijn sociale dieren, ze zorgen voor elkaar. Niet allemaal, maar de meesten doen dat wel. Moet je ze soms een beetje bij helpen. Niet door te roepen dat ze iets moeten. Nee, dat werkt anders volgens Piep. Je kan ze faciliteren om het te doen. Een kans geven voor open doel. Als het dan ook nog voldoening geeft gaat het vanzelf.

Moet je eerst even een plannetje maken. Dat plannetje was er al. Een aardige buurmuizin heeft het bedacht. Je maakt een plekje waar muizen die het goed kunnen gebruiken wat te eten kunnen halen. Moet je er wel voor zorgen dat er ook wat ligt. Zoals walnoten, groenten en alles wat je kunt missen. Een klein plekje daarvoor heeft ze al gemaakt.

Een ruimere plek, waar net iets meer in kan en waar het droog en uit de zon kan liggen is nog mooier.
Piep en de buurvrouwmuis hebben hun muizensnuitjes eens bij elkaar gestoken en kijk. Samen doen, samen bedenken en samen werken aan iets nuttigs geeft veel voldoening. Piep heeft twee van z’n maatjes gevraagd om te helpen. Het zijn echte klusmuizen.

Samen bouwen ze nu een ruilschuurtje. Je mag er dingen inleggen en ruilen voor iets anders. Of het alleen geven voor andere muizen. Natuurlijk mag je het eruit halen als je het goed kunt gebruiken. Daar is het om begonnen, samen doen en zorgen voor elkaar.

Het idee is, dat als je bijvoorbeeld veel groenten in je tuin hebt er altijd wel wat over is. Hup, in het ruilschuurtje dus. Kan een ander er ook van genieten. Of van die aanbiedingen in de muizensupermarkt; twee walnoten voor de prijs van een. Hup die tweede in het ruilschuurtje.
Piep is blij en tevreden dat hij weer onder de muizen is.

Ja maar

De kunst van het lukken. Dat kan je zo hebben de eerste keer met pottenbakken. Dat het ergens op lijkt. En dat het ook nog heel blijft na het glazuren en bakken. Dan heb je een leuke nieuwe hobby ontdekt. Vervolgens bak je er de volgende tien keer helemaal niks van. Maar eigenlijk vond je er toch al geen barst aan. Je wist van tevoren dat het stom is. En dan komen er van die nieuwe. Van die, die denken dat ze het allemaal al kunnen, maar ze weten nog niet dat het nooit gaat lukken. En dan gaat het nog maar over pottenbakken. Pottenbreken zal je bedoelen.

Je hebt ze met alles, die positieve sukkels. Minkukels. Je moet ze mijden. Ze luisteren niet en bezorgen je alleen maar onrust. Al breng je al je jarenlange ervaring in, ze denken dat ze het beter weten. Je kan lullen als Brugman, het helpt niks. Jij zit hier toch niet voor niets al jaren? Dan leer je wel af om iets nieuws te doen. Je weet beter. Het enige dat je dan helpt is blijven herhalen dat het niet kan. Dat ze achteraf weten dat jouw ervaring je niet is komen aanwaaien.

Ja die negativo’s hè. Nooit te beroerd om jou voor fouten te behoeden. Ze zijn gelukkig aardig herkenbaar. Doe een voorstel ergens over, kom met een leuk idee en ze reageren prompt met ‘ja maar’. Het betekent eigenlijk ‘nee want’. let dus goed op met een jamaar. Een jamaar heeft geen enkele behoefte aan verandering of constructief denken. Het is net of je kapitein bent van een veerboot en al je passagiers mieteren een anker overboord. Opdat jij nergens tegenaan zal varen. Aan de overkant kom je ook niet. Blijft de vraag waarom ze in vredesnaam op jouw bootje zijn gestapt. Ze willen helemaal niet naar de overkant.

Het grappige is dat je kennis maakt met de wet van de duizend dingen. Anders gezegd, de wet van de duizend redenen. Duizend redenen waarom iets niet kan. Kan je lekker kiezen.

Je kan het ook tegenkomen in je eigen leven, misschien ben jij ook wel een jamaar? Zit je de hele ochtend te bedenken dat het allemaal klote is en dat je beter in een hoekje kan blijven zitten want het wordt niks meer met je gezondheid. Kan je beter je krachten sparen voor nog veel slechtere tijden. Daar kan je tenminste gewoon op wachten.

Ik moet bekennen dat het mij wel eens overkomt. Als ik dan in de gaten krijg dat ik wel een jamaar lijk, kom ik alsnog uit mijn hoekje.
Je hebt maar één reden nodig waarom, of hoe het wél kan! Hoef je ook niet te kiezen uit duizend dingen. Niet in de verte zoeken, het ligt bijna altijd vlak voor je voeten. Je keek er alleen overheen. Of je wilde het even niet zien

Duurt soms even om die draai te maken. Je hoeft je sores ook niet te negeren. Kijk ernaar, voel ze en huil je tranen tot ze op zijn. Het hoeft ook niet helemaal weg, dat rotgevoel of die ziekte. Liever wel ja. Het hoeft niet weg om toch iets te kunnen. Het een én het ander. Dat heet leven, toch?
Waag het niet om nu ja maar te zeggen, hè.

Natuurlijk heb ik makkelijk praten, het gaat over mezelf. Ik vertel alleen maar over leven met een donornier. Dat is waarom ik mn blogje schrijf. Het is net als fietsen in de Alpen. Lekker met een rotvaart bergaf na al dat gezwoeg naar boven. En daarna is er weer een nieuwe klim. Daar kan ik wel van genieten. Als het lukt.

Morgen

Het gaat weer goed. Zoals ik het schrijf zeg ik tegelijk dat het niet goed ging. M’n nierfunctie kelderde afgelopen zomer langzaam maar zeker tot alarmerende waarden. Tot onder de 30%. Dat is niet zo best, ook niet voor een donornier. Vakantie was besproken, maar stond weer op losse schroeven. Die leverde ik graag in voor m’n gezondheid. Maar dat soort handjeklap bestaat niet. Een nierpunctie gaf duidelijkheid. De afweer onderdrukkende medicijnen hadden mijn nier beschadigd.

Deze bekende bijwerking was bij mij veel ernstiger dan je zou mogen verwachten. Het lek was boven, ik kan alsnog wat later op vakantie al ben ik geen klap waard. Wel gegaan, je krijgt me er niet zomaar onder. Ziekenhuis in en ziekenhuis uit even afwisselen voor een andere omgeving is fijn.

Ik heb het rustig aan gedaan, haha ik had niet veel keuze. Wel genoten en toch wat eerder naar huis omdat het op was. Beetje kapot en ook wel voldaan.
In de maanden daarna overgeschakeld op een nieuw medicijn, dat kan niet van de ene op de andere dag. De nieuwe afweeronderdrukker krijg ik nu via infuus elke vier weken. Er zijn nauwelijks merkbare bijwerkingen en ik ben nu ook van het heftige trillen van mijn handen af.

Waarom dat niet eerder gedaan? Dit medicijn is er nog niet heel lang. Mijn geluk dus dat het nu kan.
Was er nog een akkefietje, prostaatproblemen. Resultaat: een half jaar met een katheter rondlopen. Dat lost op zich niets op en is niet mijn hobby. Medicijnen leken een mogelijke oplossing. Voor alle zekerheid nog een MRI gemaakt. Je weet het nooit. En je raadt het al, het was mis. Zeer waarschijnlijk prostaatkanker. Ik schrijf beter geen lelijke woorden in mijn blog, heb ze wel gedacht en hardop uitgesproken. Boosheid, verdriet en machteloosheid. Waarom dit nu weer. Was het al niet genoeg geweest?

Een operatie en biopten waren de volgende stap. Dat is inmiddels bijna twee maanden geleden. December en januari waren slopend, spanning en afwachten. Ik verloor de moed. Had de uitslag al min of meer ingevuld. Totdat die kwam. Géén kanker! Tranen en ongeloof. Echt waar? De operatie heeft de problemen opgelost en ik ben weer op weg om een normaal mens te zijn. Zonder angst voor de dag van morgen. Mijn nierfunctie is redelijk verbeterd en weer stabiel. De schade kan niet meer volledig herstellen. Dat is wat het is. Daar leef ik mee al zit er nog wel wat verzet in me. Het kost moeite om me daar bij neer te leggen.

Heb ik nu geleerd om het altijd vol te houden en te blijven vechten? Nou, niks vechten hoor. Ik heb geen zak in te brengen. Het overkomt je. Ik heb alweer geluk gehad. Meer niet. Ik heb niks met ‘kanker overwinnen’. Dat impliceert dat je niet hard genoeg gevochten hebt als je het ‘verliest’.

Dat je hoop en moed mag houden is een feit, dat dat niet altijd lukt ook. Dat mag je van mij aannemen.
Houd hoop voor de dag van morgen en leef en geniet vooral vandaag!

Ik las iets moois daarover in het boekje ‘De jongen, de mol, de vos en het paard’, een mooi verhaal van Charlie Mackesy over vriendschap, liefde en jezelf zijn. Kijk maar:

Tussen je oren

Dat Piep als kleine grijze muis ook wel een vlinder wil zijn is al een bijzondere gedachte. Niet alleen maar een vlinder, maar óók een vlinder. Een grijze muis en vrij als een vlinder. Piep ligt op z’n rug in de zon onder de walnotenboom. Dan komen er mooie gedachten. Als je een poosje zo ligt en je ontspant helemaal, dan voel je niet meer dat je een lijfje hebt. Je moet al expres even bewegen om het weer te voelen. Er blijven zo alleen gedachten over; zweefdenken. Je kunt overal naar toe met je gedachten. Eigenlijk komen de gedachten naar jou toe. Er is niets dat ze tegenhoudt.

Piep vraagt zich af hoe vrij je als vlinder echt bent. Ze kunnen je niet aanraken, ook al vinden je ze aardig. Dat is wel apart. Als je wordt aangeraakt zouden je vleugels kunnen beschadigen.

Zou een vlinder bang zijn om aangeraakt te worden door een muis? Piep denkt van wel. Is een vlinder dan bang voor me? Stel je voor dat je als grijze muis met een vlinder kan praten. Dan zou die prachtige vlinder je kunnen uitleggen dat het angst is om te worden beschadigd. Terwijl je als vlinder best dol kunt zijn op grijze muizen en omgekeerd. Dan zou een vlinder gewoon even bij je kunnen landen en blijven zitten. Je zou ook kunnen zeggen dat je elkaar mag. Piep krijgt een glimlach op zijn muizensnuitje. Stel je voor, even zeggen: Ha vlinder blijf maar even zitten hier, ik vind jou heel erg aardig. Nou Piep, zou de vlinder zeggen, dat is wederzijds hoor.

Maar praten met een vlinder kan niet, ook al wil je er zelf graag een zijn. Als je er zo over nadenkt, waar zit dan die angst? Ben je als muis bang om een vlinder te beschadigen? Of zijn de meeste muizen zo nonchalant dat ze daar helemaal niet bij stilstaan? Die geven eerder vlinders de schuld van hun vluchtigheid. Ja sorry hoor, ik heb geen tijd voor je hoor vlinder. Je zit ook geen moment stil. Ik ben te druk met mijn muizenleven. Zoiets. Terwijl ze in hun hart vlinders best leuk vinden. Maar er zijn belangrijker dingen. Of niet?

Eigenlijk vind ik het gewoon ongemakkelijk en ben ik te gehaast om dichtbij te komen denkt Piep. Ik word afgeleid door allerlei andere dingen. Dan hoef ik ook niet te veel na te denken. Maar ik mis dan wel een boel.

Los dat maar eens op. Daar heb ik dus weer zoiets hè, het probleem zit tussen m’n muizenoren.
Van al dat zweefdenken heeft Piep slaap gekregen. Hij is in slaap gevallen en droomt van mooie vlinders. Die zomaar bij hem komen zitten, dat het echt kan.

Piep wordt wakker, knippert met zijn ogen en ziet Tintje zijn vriendin die naar hem kijkt. Ha Piep, lekker dutje gedaan? Ik zit hier al een tijdje naar je te kijken, er zaten drie prachtige vlinders vlak bij je. Ik denk dat ze de rust in jou kunnen voelen.

Eigenwijze

Het voorjaar heeft Piep een beetje te pakken. De weermuis voorspelt nog storm, regen en daarna scherpe afkoeling en nachtvorst. Toch verandert het al vindt Piep. De dagen worden langer, de kleur van het licht is anders. En de zon op je muizenvel voel je al goed als je op een beschut plekje zit. Het doet ook iets vanbinnen, in je hoofd. Zou iedereen dat hebben? Er zijn vast dingen die iedereen wel heeft. En dingen die bij jou horen. Bij wie jij bent.

Piep wil op zoek, naar de dingen die hij is. Erachter komen of hij ook is wie hij is. De grap is dat je dat helemaal zelf moet doen. Het aan een andere muis vragen kan niet. Die andere muis ziet alleen maar wat je doet of hoe dat lijkt. Piep vindt het nog wat ingewikkeld, het verschil tussen wat je doet en wie je bent.

Het is toch simpel? Gewoon doen wat je bent, dan doe je al gek genoeg…. En daar ga je als vrije muis. ‘Dan doe je al gek genoeg’. Dat is niet iets wat een muis van nature tegen zichzelf zegt. Dat is een listig regeltje dat heel ergens anders vandaan komt.

Maar waar komen die geraffineerde regeltjes dan vandaan? Uit je eigen hoofd, denkt Piep. Alleen, ze horen daar niet. Hoe komen ze daar dan? Je raakt ermee besmet door andere muizen. Dat kunnen allerlei soorten muizen zijn. Clubmuizen relimuizen, vriendenmuizen, medemuizen eigenlijk alle muizen waar je een beetje bij hoort of bij hoorde. Oude muizen bijvoorbeeld zeggen vaak dat je je moet gedragen. Vriendenmuizen dragen allemaal dezelfde soort kleding. Relimuizen geloven dat ze jou moeten laten geloven.

Als je dat niet doet, omdat je zelf ook wel kunt nadenken, dan gebeurt er iets. Of je gaat ook vinden wat er gevonden moet worden in een muizengroepje, of je bent een onaangepaste muis. Dat laatste betekent dat ze liever zonder jou doen. Maakt het niet uit hoe dat voor jou voelt. Er is ook muizenhulp beschikbaar. Om je beter te maken. Dat is voor als je te veel voor jezelf nadenkt, anders bent.

Eenmaal in zo’n groepje pas je wel op. Je kent de regeltjes. Aha, denkt Piep. Zo gebeurt dat dus. Als ik iets anders ben, dan zorgen ze gewoon dat ik me niet prettig voel. Piep besluit dat het muizengareel heet. Het is er bijna altijd en bijna overal. Het enige wat helpt is zelf nadenken.

Het vreemde is, dat als je een keertje niet in het muizengareel hoeft te lopen, dat je altijd eerst op zoek gaat naar het addertje onder het gras. Checken of het een valstrik is. Maar het komt wel voor gelukkig. Dat je iemand tegenkomt die ook voor zichzelf denkt. Dat geeft een goed gevoel, zonder dat je gelijk een clubje bent, want geen regeltjes. Verrek denkt Piep, dat is vriendschap. Echte vriendschap.

Hij snapt nu ook waarom je met sommige muizen nooit vrienden wordt. Én waarom met sommige juist wel, terwijl je niet goed weet hoe dat komt. Nou, zo dus.