Het is nu niet nodig want het valt uit de lucht. Met bakken. Zomers komt het uit de muur, schijnbaar uit het niets. Je draait ergens aan en je bent zeiknat omdat de slang er niet goed op zit. Op je buitenkraan. Gieters vol heb ik gegeven aan de plantjes die smeekten om vocht deze zomer. Nu zijn ze al bijna in winterslaap en worden ze even gewassen. Water uit de lucht.
Stel jouw context is dat water uit de lucht komt, van je bananenbladeren dak afdruppelt of als een rivier voorbij stroomt. Dat je nog nooit een kraan hebt gezien laat staan er eentje hebt opengedraaid. Dan weet je niet wat je ziet als er water uit de muur komt, uit de buitenkraan. Dat gaat dan je voorstellingsvermogen volledig te boven.
Nu is water water en dat blijft het altijd. Het kan verdampen, wordt een wolk en daarna regent het weer op je hut in het bos. De druppels lopen de rivier in op weg naar de zee om op een bepaald moment weer te verdampen. Een kringloop. Niet bar ingewikkeld, als je weet hoe het zit. Of het komt gewoon uit de muur.
Ik raak er niet over uitgedacht of ik zelf onderdeel ben van een kringloop. En hoe dat dan zit. Ik kom uit het niks en ik verdwijn op een bepaald moment in het niks. Maar hoe niks is dat dan? Het gaat mijn voorstellingsvermogen te boven.
Ik kan er allerlei wetenschappelijke theorieën tegenaan gooien. Geloven hoe het zit omdat het in een boek staat. Maar uiteindelijk weet ik het nog steeds niet. En jij ook niet.
Water kan niet over zichzelf nadenken, niet zich bewust zijn van zichzelf. Dat is een prettige omstandigheid voor water denk ik. Je druppelt, stroomt en verdampt gewoon lekker en dat is het. Oneindig natuurlijk.
Ik kan er wel over nadenken er over schrijven zelfs. Dat voelt eigenlijk best goed. Dringt zich de vraag op af het ook oneindig is. Hoe oneindig ben ik?
Iets om over na te denken misschien. Ik dacht vanochtend laat ik het eens opschrijven en het aan jou vragen. Vertel me als je weet hoe het zit.