Zomerkoninkjes

Zomerkoninkjes heetten ze. In die goeie ouwe tijd, toen alles nog beter was. Er was veel beter. Je kon nog met een gerust hart een rokende diesel rijden. Althans niemand had een idee. Voordeel een gerust hart, nadeel is dat ik nu moet overwegen om een airco aan te schaffen. Ik heb ook al een regenpijp afgekoppeld. Kan het water wat langer in de grond blijven is het verhaal. De waarheid is dat bij een stortbui het riool dreigt over te lopen.

Die zomerkoninkjes, die waren beter. Ze waren nog niet groen van binnen en je kon ze niet lang bewaren. Voordeel: lekker! Die van nu maken een knagerig geluid als je ze doorbijt. Een aardbei met bite. Dat is leuk in de trendy keuken, maar lekkerder worden ze er niet van.

Wat je niet proeft en niet hoort of ziet is wat er wel is. Best knap hoor. De boel vergiftigen en mensen laten denken dat het gezond is.

Moderne zomerkoninkjes bevatten in ons land gemiddeld 3,7 verschillende residuen van pesticiden. In de buitenlandse zitten zomaar rond de 10 residuen. Die pesticiden worden ook nog eens verrijkt met PFAS. Ook daarvan vind je gemiddeld drie verschillende soorten op je gezonde rode vriendjes. PFAS maakt dat het gif er niet van af spoelt. Het zit niet voor niets ook in je regenjas en je tent, blijft alles lekker waterdicht. Goed wassen die aardbeien en toch worden ze niet nat. Gif gegarandeerd.

Natuurlijk zijn er aardbeien die je wel kan eten, biologische of die uit je eigen tuin. In een flinke pot kan je prima zelf aardbeien telen thuis. Koop schone planten, dus niet bij het tuincentrum. De bijen die komen om jouw aardbeiplant van het tuincentrum te bestuiven vallen er nog net niet gelijk dood van af. Dat is pas, als ze een paar planten verder zijn. Dat geldt ook voor al die leuke bloeiende plantjes die je er koopt. Koop je vlinderplanten in het tuincentrum en je roeit er de vlinderpopulatie in jouw tuin mee uit. Het is diep triest en het is echt zo.

Heb je zelf aardbeien geteeld, of biologische gekocht? Zet een bakje vol even op je aanrecht. Na tien minuten ruikt je hele keuken naar aardbeien. Als je ze tenminste niet al hebt opgegeten.

Ik eet ze zelf niet. Ze groeien in mijn tuin en ik kweek ze in potten voor mijn kleinzoons. Ik eet ze niet omdat je de meeste rauwe groenten en veel fruit niet goed schoon kunt maken. Niet schoon genoeg voor mij dan. Jij krijgt er niets van, ik kan er met een beetje pech flink ziek van worden. Maar ze ruiken heerlijk. Dat dan weer wel.

Thee

Je bent liefhebber, of je slurpt ‘s morgens bij het ontbijt iets wat daarvoor doorgaat van Pickwick naar binnen. Je hebt ze in soorten en maten; theedrinkers.

Je kan op veel manieren theedrinken. Geen idee hoeveel. Ik ken er een paar. Die van bij het ontbijt, even een veel te groot theezakje in een mok op en neer bewegen. Ik hou van sterke thee, maar iets te lang ermee soppen is  niet lekker. Beetje koud water lost het op en je verbrandt dan ook je bek niet.

Ik heb onlangs Orange Pekoe thee gekocht, bij Simon Lévelt. Dan heb je iets goeds. Het Pickwick spul vegen ze op vrijdagmiddag van de vloer. Theestof. Daarom zit het in een zakje. Orange Pekoe is zwarte thee zoals die moet smaken. Probeer zelf maar eens.

Er is nog een mij bekende manier van theedrinken. Samen. Dat is de lekkerste thee. Maakt het helemaal niet uit wat voor soort het is, gembercitroen in een theezakje bijvoorbeeld is heerlijk. Water uit de Quooker maakt het af.

Je kan niet genoeg samen theedrinken.

Parkeren

Ik heb een andere auto gekocht. Dat is mooi. Alleen niet voor m’n portemonnee. Het was niet omdat de vorige niet meer deugde of wat dan ook. Ik vond de vorige mooi, lekker snel en passend bij mijn jeugdige uitstraling.

Er was een klein probleempje, dat lag niet eens aan de auto, maar aan mij. Instappen ging redelijk als je niet meerekent dat ik regelmatig mijn kop tot bloedens toe stootte. Ik liet me naar binnenvallen met een hand aan het dak om de vaart een er beetje uit te halen. Niks aan de hand dus. Uitstappen lukte ook nog wel, als de deur helemaal open kon. Als er een sukkel zijn of haar auto naast de mijne had geparkeerd ging het wat minder.

Maar koop je dan een andere auto omdat je niet meer kunt uitstappen? Ik wel. Anders zit je zo lang in de auto. Ik kwam er vaak toch wel uit en moest dan in een vreemde houding naast de auto gaan staan. Kramp, hoort een beetje bij nierfalen en de bijbehorende medicatie. Natuurlijk faalt de nieuwe nier helemaal niet. Alleen met twee gezonde nieren gaat het nog beter.

Ik laat het minder beschaafde vocabulaire bij het in- en uitstappen even buiten beschouwing. Ik gebruikte het alleen omdat het goed helpt tegen de pijn van de hernia. Een blijvertje, de hernia.

Opereren is te risicovol vanwege mijn afweer onderdrukkende medicijnen. Een eventuele infectie kan daardoor niet effectief worden bestreden. Met die medicijnen tijdelijk stoppen betekent afstoting van mijn nier.

Andere auto dus, met een hoge instap. Ik haat die uitdrukking. Zo’n auto is voor oude mensen, of mensen met een handicap. Niet voor sportieve oudere jongeren zoals ik. Ik loop met gemak nog honderd meter met een nordic walking stok. Hoef ik met een beetje geluk halverwege maar een keer te stoppen. Niks aan de hand dus.

Die prestatie was voldoende voor het verkrijgen van mijn parkeerkaart. Je moet wel wat kunnen, anders krijg je die niet. Een gehandicapten parkeerkaart. Alweer zo’n kutwoord. Dan stel je je iemand voor die niet zo goed kan lopen en staan. Niet zo’n sportieve oudere jongere.

Tuurlijk is het wel eens even klote, maar het mooie is dat er aan mijn manier van kijken naar wat er allemaal wél kan helemaal niks gehandicapt is. Dat helpt beter dan alle parkeerkaarten, auto’s met hoge instap en walking stokken bij elkaar.

Anders dan

Waar je ook kijkt, waar je ook gaat. Je ziet verschil in wat mensen denken, in wat ze doen in wat hun werk is. Je ziet als je goed kijkt verschil in hoe ze gewaardeerd worden. Er is een onzichtbare altijd aanwezige schaal van belangrijkheid.

Het bijzondere is dat er geen verschil is tussen wie die mensen zijn. Het woordje ‘wie’ is wezenlijk. De schalen van belangrijkheid gaan over ‘wat’ mensen zijn.

De vraag: ‘wat doe je voor werk?’ laat zien hoe we naar elkaar kijken. Waarom doen we dat? We weten niet beter.

We weten natuurlijk wel beter. Het gaat zover dat we iets menen te kunnen weten over wie iemand is als we weten wat hij of zij doet.

Ben je een vakkenvuller, of heb je net het 150e filiaal van je supermarktketen geopend? Een laaggeschoolde of hooguit een student versus een entrepreneur. Zo simpel is het. Als de ondernemer laagopgeleid blijkt, is het een held. Tegen de stroom in rijk geworden.

Daar zeg je wat, ‘tegen de stroom in’. Want dat is zoals we ernaar kijken en er mee omgaan. De tegenstroom houden we zelf in stand. Kwestie van een aangepast loon bijvoorbeeld. Aangepast aan wat je doet. Veelverdieners houden dat graag zo. Maar werken ze dan ook evenredig veel harder voor hun geld?

Dat er verschillen in inkomen zijn is begrijpelijk. Dat ze worden gebruikt om verschil te maken en in stand te houden is dat niet. Het kan een machteloos gevoel geven, weggezet om wat je doet.

Wat verklaart dan de kennelijke desinteresse in wie iemand is? In dat ongeacht wie die is, die ander niet anders is dan jij? Zijn we te druk om daarbij stil te staan, of is het misschien bedreigend? Redenen genoeg.

Erover nadenkend zou je tot de conclusie kunnen komen dat macht, over wie of wat dan ook, loos is. Gebaseerd op niets. Of voortvloeit uit maatschappelijke afspraken. Je bent bijvoorbeeld een politievrouw, dat geeft je sommige bevoegdheden.

Mensen vinden macht fijn. Daar zit soms een duister randje aan. Er zijn er ook die om die reden macht afwijzen, er niet in mee willen.

Moet je dan de hele wereld veranderen, als je dat al wil? En hoe dan? Kan heel eenvoudig, om te beginnen.

Wees jezelf als je durft. Wees wie je bent. Zorg dat niemand zich door jouw toedoen machteloos voelt. Volg je hart.

Het voelt fijn om dat te doen.

 

 

 

Etiketten

Je hebt er die niet zo goed op de hoogte zijn van de etiketten. Ze bedoelen dan niet goed te weten hoe bijvoorbeeld je mes en vork horen te liggen bij een correct gedekte tafel.

Een vergelijkbaar fenomeen vind je onder stemvolk. Niet precies weten waarom je waarop stemt. “Maar dat is gewoon mijn mening”. Kijk naar wat er gebeurt in de wereld.

Ik heb iets met etiketten, zag eens aan het eind van de straat in de richting van het bedrijf waar ik werkte enorme rookwolken opstijgen. Ik dacht shit, daar gaat een heel zooitje autobanden. De backup schijven van de computer lagen in een safe boven het bandenmagazijn.

Het bleek de ernaast gelegen etikettenfabriek te zijn. Lijm en papier fikt ook goed.

Wat mij betreft kan je alle etiketten verbranden. Is het ook afgelopen met ze overal op te willen plakken. Je hebt toch ook geen gekafte boeken meer met een etiketje erop? ‘Kerngeografie voor HAVO IV’.

Het werd iets zonder aardrijkskunde en met computers. Die kan je zonder tegenspraak je wil opleggen. En je wordt er goed voor betaald. Genieten van werken was dat.

Een etiket op iemand plakken, is erg. Het weerspiegelt jouw vooroordeel. Zegt niets over die iemand. Ik doe het zelf. Christenen krijgen niet alleen een etiket, een waarschuwingssticker krijgen ze ook nog. Pas op gevaar! Als je je ooit ernstig hebt verbrand ergens aan, vergeet je dat nooit meer. De littekens zijn ervoor altijd.

En toch zoek ik echte, die mijn ongelijk bewijzen. Heel worden kan een leven lang duren.

 

Winterjas

Ik krijg het warm bij de gedachte dat ik een nieuwe winterjas moet kopen. En dat terwijl ik al barst van de kou als de maand november heet. Ik krijg het niet bij voorbaat warm van die jas, maar van de gedachte er een te moeten vinden. “Koop eens iets leuks’.

Mission impossible wat mij betreft. Mijn postuur leent zich niet voor confectiematen.
Het voordeel van een nieuwe jas kopen is dat je er eens uit komt. Dat dan ter afwisseling van een infuus halen in Utrecht of kijken naar een andere auto in Barneveld. Dat laatste omdat het in- en uitstappen voor mij nu enkel lukt ondersteund door een stroom lelijke woorden. Niet dat de pijn in m’n rug erdoor afneemt, wel om mijn gemoed te luchten.

Ik kom er wat minder uit omdat het virusjes tijd is en ze me weer weten te vinden. Gammelheid troef. Ik heb er mee leren leven. Er aan wennen doe je niet. Het is een wat tegenstrijdig idee dat het 4-wekelijkse infuus maakt dat ik een normaal en gezond leven kan leiden en dat tegelijk de kans op vaker ziek zijn vergroot. Het afweer onderdrukkende medicijn voorkomt de afstoting van mijn donornier en zet tegelijk de deur voor infecties verder open.

De kunst om het zo te doen heet leven. Daar weet je zelf ook alles van. Het goede nieuws is dat ik een jas heb gevonden én gekocht. Een lekker gevoerd exemplaar, met een hoge kraag, het is eigenlijk een werkjas. Een leuke. Gekocht bij een winkel in werkkleding. Stel je daar een grote bedrijfshal bij voor, barstensvol met wat je maar kunt verzinnen op dat gebied. Een best wel gevaarlijke winkel voor liefhebbers zoals ik. Ik heb het bij een jas gelaten, mezelf voorhoudend dat ik verder niets nodig had.

Toen ik klein was had je zondagse kleren, een zondagse jas, zondagse schoenen. ‘Niet voetballen met je zondagse schoenen!’. Maar ja, als ze allemaal aan het voetballen zijn…
En oh ja, vermicellisoep op zondag. Warm water met bleke slierten. Had er ook nog een bouillonblokje in gezwommen.

Het heeft verbazingwekkend lang geduurd eer ik dat zondagse gevoel, met alles wat verboden is erbij, kwijt was. Het schuldgevoel bij misdraging werd er ingemept. Het ging er vooral om wat mede ‘christenen’ ervan dachten. Om hoe het hoorde binnen de vrome bubble. Triest maar waar.

Om te provoceren zeg ik nog wel eens dat het klokgelui op zondag en het doordeweekse gerammel van kerken akoestische vervuiling is. Dat is het natuurlijk ook.

Grappig is dat ik het een beetje vals galmend klokgelui in een Italiaans bergdorpje dan weer heel bekorend vindt. De associatie met vakantie is wel iets anders dan die met vileine christelijkheid.

Ik ben blij met mijn warme winterjas en verlang naar het voorjaar. Tot dan en daarna en voor de komende hopelijk feestelijke dagen wens ik jullie heel veel Buurman & Buurman.

Tekenend

Je hebt woorden en uitdrukkingen die een beeld oproepen. Ik heb dat ook met tekenstijlen. Dan is het niet het plaatje zelf, maar de manier waarop het is getekend. Denk aan reclame uit kranten en tijdschriften van lang geleden. Alsof er een soort mode bestaat voor hoe je iets kunt zeggen of tekenen. Neem het verschil tussen straattaal van nu en het commentaar bij vroegere Polygoonjournaals. De bekakte koninklijke uitspraak bij zo’n journaal en iemand die roept ‘respect man’. Ik vind het allebei niks. Ik ben opgegroeid in het westen van het land en word nog wel eens betrapt op mijn directheid en een Noord Hollandse tongval. Zeg nog eens pàn, haha. Tegelijk gebruik ik Achterhoekse zegswijzen. De deur of het raam is los waar ik open had moeten zeggen.

Dan gaat het over taal. Ik dat denk bij wat je voelt en ziet bij manieren van tekenen er eenzelfde soort ingebakken associatie bestaat. Je mag dan ook niet verwachten dat het voor iedereen hetzelfde is. Je bent zo gevormd of je wil of niet. Je oordeel over een andere manier is daarmee bepaald. Tuurlijk, je bent tolerant. Tolerant betekent toch niets anders dan dat je het een beetje goed vindt dat anderen iets verkeerd zien? Het is soms moeilijk om het perspectief van een ander te zien.

Het heeft ook wel goede kanten dat je bent wie je bent. Je kunt het met iemand delen. Dat kan inzicht geven in de betekenis van jouw beeld. Zo van dat kennelijk iedereen gek is behalve jij natuurlijk.

Ook kunnen je de tranen in de ogen schieten. Omdat je door hele slechte persoonlijk ervaringen een complete groep mensen hebt afgeserveerd. Omdat degenen die je dat hebben aangedaan zich verscholen in die groep. Die groep is voor mij ‘de christenen’. Ik ben er inmiddels achter dat ‘de’ christenen niet bestaan. Ik betwijfel zelfs of christenen bestaan. Het zijn zeker niet al die zelfbenoemden, met zekerheid uitverkoren door God.

Het is maar wat je jezelf wijs wil maken. Het is maar een naam, Christen. De achterliggende werkelijke betekenis ervan ontdekken, mensen ontmoeten en vragen wat hen beweegt. Dat is bijzonder en leerzaam.

Je beeld bijstellen mag altijd. Moet ik nogal eens.

Kijk wat zo’n plaatje (met me) doet. Zowel de stijl van tekenen als wat er gebeurt roepen warme beelden op. Ik mocht helpen de schoven overeind zetten.

Het sneeuwt blaadjes

Het is herfstig vandaag en dat is nog maar het begin. De weersvoorspelling die ik tussen de online-reclame uitvis is duidelijk. Buien aan de lopende band.

Bij elke nieuwe ijzige regen- en hagelbui steekt de wind op en blaast wel duizend blaadjes de lucht in. Ze vallen niet zoals blaadjes horen te doen, ze stijgen eerst op en vormen een soort sneeuwbui. De kat op het dak bij de buren weet niet wat ie ziet. Uiteindelijk dwarrelen de blaadjes naar beneden als ze in de luwte komen. Gelukkig maar. Anders zou de test niet goed kunnen verlopen.

Dwarrelen of vallen mag allebei.

Ik heb voor mezelf het bewijs geleverd. Dat het voor mij niet van toepassing is. Daarmee zeg ik niet dat het voor anderen niet zou kunnen gelden.

Ik word er zelfs vrolijk van, vallende blaadjes. En dat met zoveel tegelijk! Niet af en toe eentje, nee hup met z’n allen. Dan zou het effect ook veel groter moeten zijn toch? Dat je er dus heel erg somber van wordt.

Ik ga telkens zodra de zon weer achter de koude grijze regenlucht verdwijnt voor het raam staan. Dat wil je niet missen. En ja, keiharde windvlagen en daar gaan er weer duizend. Los geblazen van de machtige eiken 30 meter verderop langs het kerkhof. De kat op het dak kijkt me aan en knipoogt. Ik meen een glimlach op zijn kattenbek te zien.

Even later schijnt de zon alweer op de kronen van de eiken.

De luiken dicht

Een boerderijtje met de luiken dicht na het middaguur. De zon en de warmte mogen buiten blijven. Tijd voor een middagslaapje. Even rust in de kop en buiten buitensluiten. Niks nieuws, maar wie doet het nog? Moet je wel luiken hebben.

Japanners hebben die niet nodig. Het is in hun cultuur verankerd dat je overdag af en toe een verkwikkend slaapje doet. In de trein of achter je bureau. Ogen dicht en even weg. Rust in je kop.

Ik doe het ook, na de middag op de bank. Ben binnen een paar minuten vertrokken en met tien minuten, een kwartiertje weer wakker en fit. Rust in m’n kop.

Eergisteren lukte dat niet, ik heb een coronaprik gehaald. Ik doe alles wat helpt om niet ziek of minder ernstig ziek te worden. Alle beetjes helpen volgens de nefroloog.

Door afweer onderdrukkende medicatie is het effect van een vaccinatie voor mij minder sterk. Ik maak minder afweerstoffen aan. Het is niet anders. Tegelijk snap je dan dat als ik ziek word de gevolgen ernstiger kunnen zijn. Voor jou ‘simpele’ infecties waar je misschien wel helemaal niks van merkt kostten mij de afgelopen jaren 6 weken ziekenhuisopname. Het ging goed, soms maar net.

De locatie voor de coronavaccinatie was in een hotel-restaurant met een kneuterige sfeer. Het was druk en de ruimte was veel te krap en slecht geventileerd. De arts voor de beoordeling van speciale gevallen zat achter de bar. Prima plek om een kwetsbare groep een dik half uur op te slaan. Voor de prikmevrouwen was het een gezellig dagje. Praatje maken met iedereen en tempo nul. Bij gebrek aan luiken groeide mijn ergernis met de minuut. Juist dit soort omstandigheden mijd ik als de pest. Die uitdrukking is er natuurlijk niet voor niks.

Toch heb je die luiken wel, het lukt mij niet altijd om ze dicht te krijgen. De ergernis leidt tot niets, behalve dan dat ik er chagrijnig van wordt. GGD heeft iets te maken met gezondheid meen ik. Een coronaprik ook al. Hoe kun je dan zo stom zijn?

Dat brengt een theorie boven over hoe bedrijven en organisaties werken, als een soort zeef. In de loop van de tijd blijft er een bepaald soort mensen hangen. Het is een selectief proces. Degenen die zich er niet thuis voelen vertrekken vanzelf. Wat je overhoudt heet bedrijfscultuur, een ingedikte manier van doen. Het is niet voor niks moeilijk tot bijna onmogelijk om een bedrijfscultuur te veranderen.

Het is nogal cynisch om het zo te bezien.

Veel slimmer is om m’n mentale luiken dicht te doen en buiten buiten te sluiten. Ik leer het nog wel eens.

 

 

De ruimte laten

Er komt geen eind aan, als verzuchting voor de berg afwas in het vakantiehuisje. Het weer, het uitzicht, de lekkere wijn, bijna alles is perfect. Er is alleen geen afwasmachine. Even volhouden en dan is het voor vandaag weer klaar. Met een plof zak ik op de door de zon verkleurde tuinstoel op het terras. Wat een leven, niks moet behalve de afwas dan.

Je kunt het je nauwelijks voorstellen dat het wel eens anders was. Dat ik niet op vakantie wilde, het liefst niemand tegenkwam. Dat ik ging wandelen op de dijk in de storm en de regen. Niemand kon mijn tranen zien, want regen. Er was ook helemaal niemand. Ik liep zonder idee hoe lang en waarheen. Als dit het einde van het toneelstuk ‘mijn leven’ mocht zijn en ik voorgoed zou veranderen in een voorwerp voor het rekwisieten magazijn vond ik het best.

Dan ben ik toch het bewijs dat een depressie voorbijgaat als je maar volhoudt? Ik denk het niet. Dan heb ik goede hulp gehad en was dat de oplossing. Ook al niet.

Als het je niet zelf is overkomen heb je geen idee wat het is om depressief te zijn. Je kunt het je niet voorstellen.

Waarom hebben zo veel mensen een mening en een oordeel over hoe het voelt en wat het is als je niet meer verder kan? Een mening zou je moeten baseren op goede informatie, op deskundigheid.

Je bent natuurlijk niet al deskundig als je redeneert vanuit een overtuiging, een ideologie, een geloof, of omdat je ervoor hebt gestudeerd. Vooral dat laatste is een misvatting. De betweters laat ik hier buiten helemaal beschouwing. Het is geen onderwerp voor ‘ik vind’.

Als je een terminale ziekte hebt, dan stopt je leven hoe dan ook. Fysiek komt er een eind aan de mogelijkheid om verder te kunnen leven. Punt.

Als je ernstig depressief bent is dat in potentie een terminale ziekte. Bennie Jolink, de zanger van Normaal zei eens: depressiviteit is een dodelijke ziekte. Hij wist dat uit ervaring.

Het verschil met bijvoorbeeld het eindstadium van kanker is dat je lichaam doorgaat waar je geest het loodje legt.

Een mogelijke herziening van de ‘regelgeving voor euthanasie bij ernstig psychisch lijden’ staat binnenkort op de agenda. Daarbij wordt ook gekeken naar euthanasie voor ‘jongeren’. Jongeren betekent hier onder de leeftijd van 40 jaar.
Juist daar struikelen veel mensen over hun gevoel. Je kan doodgaan aan kanker als je 20 bent.

Het zou mooi zijn als meer mensen anderen de ruimte laten in plaats van een oordeel te vellen. Het is overigens niet de ruimte geven, het is de ruimte laten. Die ruimte was al van de ander

En ja, het kan gelukkig ook goed gaan. Je kunt genezen van kanker en ernstige depressiviteit (deels) achter je laten. Ik ben het levende bewijs van beide.

Lang niet iedereen heeft dat geluk.