Overwinnen of niet

Ik ga kort zijn en leg je dat ook even uit. Het is een vriendelijk verzoek. Onwetendheid en zinloos heroïsme, daar gaat het me om. Het is onzinnig en kwetsend om een heldenrol toe te kennen aan iemand die ‘het gevecht’ tegen kanker verliest, of domweg het geluk heeft dat ie er nog is.

Ik ben zo’n geluksvogel die het mocht overleven. Heb je het zelf niet aan den lijve ondervonden, dan weet je niet waar je het over hebt. Of je weet het wel en snapt waarom ik dit schrijf. Ik heb het over kanker. Een woord dat vaker wordt gebruikt om te schelden dan om een integere reden.
Ik doel op het idee dat je zou kunnen vechten tegen kanker. Ik vind het beledigend, een holle frase. Je leest het in overlijdensadvertenties wel eens: “Na een lange en dappere strijd…” Hou daar mee op alsjeblieft. Je kun strijden wat je wilt, als je pech hebt ga je dood. Als je het geluk hebt het te overleven is dat niet jouw verdienste als winnaar van een gevecht. Dat zou impliceren dat de gestorvenen verliezers zijn, dat ze niet hard genoeg hebben gevochten. Zeg het liever niet.

Ik begrijp niets van het beweren dat je tegen kanker kan of zou moeten vechten. Sterker nog, het maakt me woest. Met al die zelfbenoemde goeroes, praatjesmakers, beterweters en naïeven met hun ‘kanker overwinnen’. Meestal goedbedoeld.

Geld inzamelen voor onderzoek is prima.

Doe me een plezier. Het gaat me goed al vijftien jaar lang. Er is geen bijzondere reden om aan te nemen dat het binnenkort terugkomt, al is de kans daarop altijd aanwezig. Het is en blijft kwaadaardig. Het zit in mijn lijf. Maar doe het me niet aan dat als ik ooit aan kanker zou overlijden dat je dan zegt dat ik na een lange strijd heb verloren. Ik heb gewoon heel lang geluk gehad. Snap je? Geluk! Tel je zegeningen. Leef, elke dag.

Motormuis

Verdieping in plaats van tijdverdrijf. Ik heb geen tijd meer om te verdrijven. Omdat de dagen geteld zijn, ook al zijn het er mogelijk nog meer dan negenduizend. Dat lijkt nog een boel, maar ik heb er al 24500 of daaromtrent opzitten. Mijn streefgetal is nog 10585 erbij te tellen. Maar zoals het met streven is, je weet het niet. Zoals het met streven ook is, is dat je bij het bereiken van iets pas tevreden bent. Voor mij zou het beteken dat ik pas tevreden ben als ik op de geplande datum na het aftellen doodga.

Ik ben nu al tevreden en wil helemaal niet dood. Integendeel er is nog zoveel te leven. Toch heb ik een vaag gevoel van haast. Het maakt dat ik soms ondoordachte dingen doe. Met grote gevolgen. Te stom voor woorden natuurlijk.

Het mooie van er al zoveel dagen op hebben zitten is dat je nooit te oud bent. O.a. om iets te leren. Dat kan je als jonkie niet zeggen. En als ik dan aan het leren ben dan daalt het besef in dat ik nu eindelijk eens wat bedachtzamer moet worden. Zou moeten hè. Fijn dat besef. Nu nog doen. Ik vrees dat ik nog te jong ben om dat te leren.

Dat is natuurlijk geen excuus om ondoordachte dingen te doen. Ook al lijken ze uitdagend. Even nagaan wat de gevolgen zijn is wel fijn en netjes naar je omgeving. Ik noem je zomaar een voorbeeld. Niet zo’n heel rampzalige.

Ik ben een echte motormuis. Vind het geluid van een motorfiets, een echte dan, inspirerend. Hoe het ruikt, hoe het voelt, wat het is. Heb er in de loop van de tijd ruim een dozijn gehad. Soms oude of kapotte exemplaren met geduld en veel voldoening opgeknapt.
Nu bedenk ik dat ik het nog steeds wil. Een soort later-life crisis zal het zijn.

Er zijn wel wat tegenwerpingen te maken. Ik besloot langer geleden niet meer motor te rijden omdat ik een geringe visuele beperking heb. Het is wat zonde van al de inspanningen om nu daardoor een motor en mezelf plat te rijden nadat ik ben gekomen waar ik nu ben met mijn gezondheid. Beetje prutsen en sleutelen aan een oud ding heeft nog steeds veel charme. En kan geen kwaad. Moet ik af en toe natuurlijk wel een testrondje rijden.

Mijn door medicijnen wat trillende handen en het van dichtbij geen diepte zien is niet heel handig voor een sleutelaar. Maar het daarom nooit meer doen? Al die nog meer dan negenduizend dagen mezelf dat plezier ontzeggen? Als ik het wil en de frustratie en boosheid als het minder makkelijk gaat gewoon parkeer kan ik het. De voldoening zal groots zijn denk ik. Een overwinning op mezelf.
Mocht je nog ergens een opknapper of een oud beestje hebben of weten te staan voor mijn sleutelambities?

Levensvragen

Zo’n onderdeeltje in een horloge of een klok. Precies het onderdeeltje dat nooit stopt met bewegen en geluid maken. Dat is het. Onrust. Het is de naam van dat dingetje in een opwindbaar horloge. Het stopt pas als je horloge kapot is, of je vergat het op te winden.
Dat je zou willen dat je niet meer wordt opgewonden. De onrust eruit. Er is altijd wat te wensen. Maar meer hoeft niet. Behalve dit. Ik heb lang geslapen, ben een beetje duf ervan. De energie zou van me af moeten spatten. Het is onrust die naar binnen spat.

Zo is het de ene dag. Op een andere is er rust. Dan spat er nergens iets van af zo schijnt het. Dan ben ik blij met mijn kleinzoons, maak ik hun fiets en snoeien we samen de leilindes. Dan geniet ik van dat ze een pannenkoek eten.

De kunst is om balans te vinden. Maar is die er wel, die balans? Ben ik het zelf die zo wispelturig is, of gaat dat buiten mij om? Misschien is balans ook wel saai. Zou het niet vreselijk zijn als ik de voorspelbaarheid zelve ben? Levensvragen op microniveau. Daar kan ik diep over nadenken. Het is niet de verzetterigheid die me altijd beheerste. Al lang niet meer, al is een paar jaar eigenlijk helemaal niet zo lang.

Ik sprak van de week m’n nefroloog. Ik vroeg haar of ik ooit nog een nieuwe nier zou kunnen krijgen als deze er mee ophield. Nee dus. In ieder geval zeer onwaarschijnlijk. Na je zeventigste word je in principe niet meer getransplanteerd. En de verwachting is dat ik de komende jaren wel doorkom met deze. Twintig tot vijfentwintig jaar of zelfs langer kan die meegaan. Tien jaar kan ook. Het kan ook volgende week klaar zijn. Ik ga voor de vijfentwintig jaar en hoef geen garantie. Zie ik het daarna wel weer.

Pannenlappen

Je hebt ze in soorten en maten. Populair zijn ze voor de barbecue, die tot aan je ellebogen. Van hittebestendig materiaal. Kan je er wel een halve minuut iets mee vasthouden waaraan je je anders binnen een seconde verbrandt. Dat is fijn. Van die brandweerhandschoenen. Doe er een lederen schort bij en je outfit voor het zomerse tuingenoegen is compleet. Alleen is het nog geen zomer en barbecueën kan mij gestolen worden.

Ik heb wel ovenhandschoenen. Die zijn altijd handig, maar weer hopeloos als je de piepers wilt afgieten. Want te dik en dan giet je juist het kokende water over je fikken. Duurt even voor het is ingetrokken. Wat rest zijn pannenlappen. Goeie ouderwetse pannenlappen. Niet die onhandige onvervormbare te dikke dingen die ze overal verkopen. Gewoon ouderwetse gehaakte. Naar wens enkel of dubbel te gebruiken. Liefst gehaakt in groepsverband door een oudere mevrouw. Die er dan ook nog niets voor wil hebben, want het is zo leuk om ze te haken. En of je er niet twee paar wilt.

Hier komen we aan de essentie van het bestaan. Samen pannenlappen haken. Bolletjes katoen in leuke kleuren combineren naar eigen inzicht. Zelfs als je nog nooit hebt gehaakt voel je de drang om ermee aan de slag te gaan. Ik heb het wel eens geprobeerd. Een leuke lange sliert werd het. Ik heb wel iets met rood en wit, of blauw en wit. Groen met wit mag ook.

Het maakt niet uit als je iets anders niet leuk vindt. De lol begint toch pas als je het samen doet. Wat je doet hoeft helemaal niet nuttig of een gedeelde hobby zijn. Samen het songfestival het graf in becommentariëren is hartstikke fijn. In je eentje is het pure ergernis.

Het zit hem in samen doen. Dat is de essentie van leven. Ik noem het ook wel koffiedrinken. Samen dan hè. Een groot deel van mijn leven had ik geen tijd voor die onzin. Kan ik me achteraf wel voor m’n kop slaan. Beter is het om nu alsnog veel samen koffie (thee is ook goed) te drinken. Meer leven. Dat kan je niet genoeg doen. Er moet meer geleefd worden.

De gang

Ik ken hem goed. Liep er vanochtend bijna achteloos doorheen. Niet helemaal achteloos. Ik denk dat de bankjes me opmerkzaam maakten. Waren het er altijd zoveel? Zelfs nu weet ik niet meer of het er vanmorgen drie of vier waren. Ik denk vier. Ze staan tientallen meters uit elkaar. De gang lijkt langer of korter naar gelang je in staat bent er soepeltjes doorheen te lopen. Vanochtend ging het soepeltjes. Zonder noodzaak om te gaan zitten. Het was er wel kouder. Ik liep er vaak, van bankje naar bankje. Even zitten om rond te kijken, zo leek het. In werkelijkheid was de gang te lang.
Er zijn vitrines met kunstwerken. Een moeder zei: ik denk dat het fruit is, over een zilverglanzend voorwerp. Denk het ook zei de jongen vanuit zijn rolstoel. Misschien wilde ze even uitrusten; ik ken dat. Maar ik denk dat ze er niet voor haar waren. Het mooie van kunst is dat je er zelf in mag zien wat het is. Zo krijgt het vele betekenissen. En allemaal waar. Lijkt me wel wat, kunstenaar. Niet altijd maar alles uit hoeven leggen.

Als je er een soort van woont, dan ken je menig voorbijganger. Het leukste is, als ze naar huis gaan. Dan zien ze er anders uit. In hun gewone kleding, hun haar los, de meiden. Ze vinden het minstens zo leuk als ze mijn verraste uitdrukking zien. Ze zwaaien naar me, roepen ‘tot morgen’ en weg zijn ze. Ik probeer te bedenken waar ze heen gaan. Hoe hun thuis er uit ziet. Of ze met de fiets zijn, met de bus gaan of met de auto. Als ze tijd hebben, dan kletsen we over dat soort dingen. Over goeie boeken en op de bank hangen als je moe bent van je werk. Over hele persoonlijke dingen. Of een heel gesprek over waarom vrouwenvoetbal als sport nog lang niet zo ver is als vrouwenhandbal.

Vanmorgen was ik er weer een poosje. Aan het eind van de gang met de lift naar boven. Ik heb vooral veel naar de glazenwasser gekeken, ik zat voor het raam. Met een hoogwerker dagenlang duizenden ramen wassen. Het regende. Ik had niet zoveel zin om te kletsen.

Ik doe natuurlijk niet onvriendelijk naar de anderen. Al helemaal niet als ze voor de tweede keer komen en zeggen dat ze nu al bekenden zien. Bedoelen ze mij. Het heeft iets geruststellends voor ze als je merkt dat je niet de enige bent. Ik voel compassie als ze zichtbaar gespannen zijn, houvast zoeken, of onwennig en beducht voor wat komen gaat. Ik praat met ze als ze dat fijn vinden.

Terug de gang door en daarna voorbij het restaurantje met de lekkere cappuccino. Mijn oude doel voorbij. Naar huis. Wat fijn als dat kan. Goede herinneringen.

Niets doen

Ik wil vandaag een dagje niets doen. Helemaal niets. Omdat ik gisteren best wel veel, misschien te veel, heb gedaan.
Niet het soort niets doen waarvan je later moet aanhoren: je hebt weer niks gedaan. Of: waarom deed je niets? Dat zijn verwijten omdat je je kennelijk hebt onttrokken aan wat iemand anders vindt dat je moest doen.

Het gaat me om het echte en zuivere niets doen. Ik denk daar al een halve dag over na terwijl ik juist niets wilde doen. Hoe bereik ik niets? Het is ook niet iets dat je moet laten. Ik vrees dat het zit in het woord ‘doen’. Zodra dat van toepassing is kan je niets vergeten.
Weglaten dus dat werkwoord. Vandaag is niets. Als je het zo op jezelf betrekt dan wordt het: ik ben niets. Dat klinkt niet aardig en neigt naar zelfonderschatting. Het is een beetje frustrerend, zodra ik aan niets zijn nader of er zelfs maar aan denk ontstaat de behoefte om iets te doen.

Ik doe een poging in wat ik denk dat de goede richting is. Ik ben niets. Ik ben passief en stil vanbinnen. Het doen laat ik over aan de dingen om me heen. De klok tikt, de zon schijnt en de kat strijkt langs mijn benen. En nog duizend dingen die anders onopgemerkt gebeuren.
Nu is de tweede helft van mijn dag toch nog mooi niets.

Mijn manier

Hoe zit dat met jou? Volg je de regels en houd je van een duidelijke structuur? Dan ben je in het goede gezelschap van veel anderen. En ook dat is weer prettig voor het hebben van houvast, van vastigheid. Je staat niet alleen. Innerlijke rust en weten wat je te wachten staat. Je weet dan hoe de dingen gaan en moeten, want vaker gedaan.
Ik vind het fijn voor je en tegelijk misschien spijtig dat ik niet zo van de vastigheid ben. Dat kan misverstanden geven als we praten, of misschien wel wat wrevel. Ik vind het wel eens moeilijk om vastigen te duiden waarom ik de dingen doe, zoals ik doe. Op mijn manier. Ik stoot wel eens mijn hoofd om die reden. In een goed gereguleerde omgeving weet ik redelijk snel hoe de hazen lopen. En dan ben ik er klaar mee ook.

Dan heb ik het met name over de ongeschreven regels, over machtsverhoudingen. Ik doe er mijn voordeel mee. Heb er jaren een inkomen meer verdiend. Het is buiten werk ook heel handig. Zien hoe het zit. In de gaten hebben wie manipuleert en probeert te sturen zonder daar voor uit te komen. Dat gaat natuurlijk altijd ten koste van iemand.

De meeste organisaties en bedrijven hebben er een standaardoplossing voor. Dat heet dan human resource management o.i.d. Of het zijn personeelstrainingen, beoordelingsgesprekken en targets. Even afvinken of je niet te onaangepast bent. Of vaker; dat je onaangepast bent dus beter je best moet doen. We zullen je leren.

Ken je dit?

Als je weet hoe het is om als driehoekje door het vierkante vakje te moeten, dan begrijp je wat ik bedoel. Je bent onaangepast best driehoekje. Je komt er niet door. Zorg eerst eens dat je een vierkantje wordt.
Waarom? Ze hebben ervoor geleerd.

Ik kan zelf wel nadenken en ontplooi me liever als driehoekje. Een groen driehoekje, want dat vind ik wel een mooie kleur voor een driehoekje. Ik doe waar driehoekjes goed in zijn. Een driehoekje zijn.

Kan jij ook! Begin met tevreden zijn met jezelf. Bedenk en onthoud dat wat een ander van je vindt niet relevant is. Jouw goede gevoel is niet afhankelijk van de goedkeuring van wie dan ook. Je bent wie je bent. Maak je niet ondergeschikt aan wat een ander denkt, omdat het ‘hoort’. Niet in je werk, niet naar vrienden, niet in je sociale omgeving. Nooit.

Hup driehoekje, je kan het. Doe het maar op jouw manier.

Zon

Piep heeft van nature een zonnig humeur. Hij houdt van de zon. Alleen is het niet goed voor zijn muizenvel om lang in de zon te zitten. Zijn neus is nog gevoeliger. Een schaduwrijk plekje op een zonnige dag heeft Piep’s voorkeur. Schaduw genoeg in de boomgaard waar hij woont. Zijn huisje in een dop van een walnoot staat op een voor de zon beschut plekje.

Hij geniet ook van regen, van het geluid van de regen alleen al. Op het dak van zijn huis, of als je buiten bent onder een groot blad. Tintje, zijn vriendin heeft dat ook. Je kan ze als het regent dan ook vaak samen zien zitten onder zo’n blad.
Er gebeurt iets in m’n hoofd als ik de regen hoor, zegt hij altijd. Ik word er rustig van. Slapen als het regent is ook zoiets. Als je al niet slaperig bent, dan word je het wel.

Tintje en Piep luisteren samen naar de regen onder een groot blad. Hé Piep, zegt Tintje. Je valt in slaap! Ik zit naast je hoor. Nee hoor ik sliep niet zegt Piep. Tintje trek het blad waar ze onder zitten een beetje scheef. Een straaltje water loopt in Piep zijn nek. Oh pardon hoor zegt ze en gaat er lachend vandoor de boomgaard in. Wacht eens even jij roept Piep. Ik krijg je wel hoor.

Een uurtje later zitten ze uit te puffen voor hun huisje. De zon is doorgebroken. Piep houdt van zon, van regen en van Tintje. Wat wil een muis nog meer?

Iets moois

Waarom ben je zo blij Piep? Die vraag krijgt Piep wel vaker. Het is toch niet heel bijzonder om een blije muis te zijn? Tintje weet niet beter. Natuurlijk moppert hij ook wel eens, maar niet vaak. Piep wordt blij van een cappuccino, van een regenbui, van het geluid van regen op het dak. En ook van een glimlach, van lachende ogen in het voorbijgaan. Het lukt gewoon niet om geen goed humeur te hebben.
Door een besmettelijke muizenziekte staat z’n sociale leven op een laag pitje. Werd hij ook nog geplaagd door een andere ziekte, best lang. Dan raak je er een beetje uit. Hij is nu weer fit en gezond. Tijd om opnieuw te beginnen vindt Piep. Alleen, hoe doe je dat? Gewoon weer onder de muizen komen denkt Piep. En veel samen koffiedrinken. Van dat soort dingen.

Piep is blij en tevreden dat zijn energie terug is. Hij had daar niet op gerekend en toch wist hij dat het zover zou komen. Een soort vertrouwen in dat dingen gebeuren. Je moet ervoor openstaan om die kans te krijgen. Nee, geen garanties. Je kunt het niet pakken of bevechten. Het komt naar jou, als je het geluk mag hebben. Het gebeurt.
Het lijkt hem ook de oplossing voor hoe je opnieuw begint.

Het verliezen van zijn vriend Hert ligt hem nog vers in het geheugen. Verslagen en diep verdrietig was hij. Het kan niet en het mag niet dat zulke dingen gebeuren. En ze gebeuren wel. Hij is nog verdrietig maar niet meer verslagen. Het verdriet gaat nooit meer over. Dat hoeft ook niet. Al verwachten sommige muizen dat je er wel even een plekje aan geeft.

Zo werkt het niet. Toen hij erg ziek was heeft hij besloten niets meer weg te stoppen. Het te voelen omdat het er is. Daar hoort ook bij dat je kunt voelen dat je blij bent. Dat past heel goed bij elkaar. Piep is een filosofische muis geworden, hij vraagt zich dingen af. Ook al weet je dat er voor veel vragen geen antwoorden zijn, het is belangrijk om erover na te denken. Het is fijn om dat te doen. Erover te praten met anderen en te horen wat hun gedachten zijn. Zo kom je soms heel dicht bij andere muizen. Als je jezelf durft te zijn, jezelf durft te laten zien. Als je luistert naar wat andere muizen met je willen delen. Dan krijg je iets moois; wie ze zijn.

Hert

Piep wandelt door het bos. Op zijn blote pootjes, muizenlaarzen heeft hij niet. Het bos is stil, nat en zompig. Er is wel geluid, van druppels die van bomen vallen. Piep prijst zich gelukkig ze nog niet op zijn kop te hebben gekregen. Het bos is een mooie plek, er gebeurt van alles. Om dat te zien moet je stilstaan. Stil zijn vanbinnen. Dan pas zie je het. Stilstaan alleen is niet genoeg. Ongeduld maakt het onmogelijk. Het beste is om eerst een poosje te wandelen. Tot je er warm van wordt en je ogen gaan tranen van de kou. Dan komt er ruimte tussen je gedachten. Net zo lang tot er nog maar een paar gedachten zijn tussen heel veel ruimte. Je krijgt dan zin om stil te staan bij het bos.

Het bos weet dat en de voorstelling kan beginnen. Eigenlijk is het een doorlopende voorstelling. Het maakt dus niet uit hoe vroeg of hoe laat je komt. Kijk eens naar boven als het waait, vanonder een grote boom. Je valt bijna om als je de boom heen en weer ziet gaan. Soepel meegevend met de wind. Daar kan je wat van leren. Luister naar het ratelende getimmer van een specht. Zie die sperwer die geruisloos naar een prooi duikt. Het bos leeft en beweegt. Geritsel in het blad vlakbij, dat is natuurlijk Piep die een wandeling maakt. Je ziet hem niet, maar hij is er wel.

Piep kijkt op zijn Smatch, over een half uurtje verwacht Tintje hem. Drinken ze samen koffie. Hij kent de weg op z’n duimpje. Het is nog precies een half uur wandelen. Tintje, zijn vriendin, heeft het druk. Ze houdt van orde en regelmaat. Piep is wat losser en heeft wat meer tijd.
Dat is omdat hij wat minder moet van zichzelf zegt hij. Dan blijft er meer tijd over. Om te wandelen bijvoorbeeld. Om stil te staan vooral. Tintje kan niet stilstaan zegt ze. Maar als ze samen zijn is er altijd tijd.
Piep schrikt op van iets groots wat dichterbij komt. Ha Piep zeg Hert. Ik schrok haast van je Hert, maar ook goeiemorgen. Ze wandelen samen verder door het bos. Hert is een van zijn grootste vrienden. Hij zou hem niet kunnen missen.

Bij een open plek in het bos zegt Hert, laten we hier maar afsteken ik loop hier niet graag. Is goed zegt Piep. Als ze weer bijna bij de bosrand zijn klinkt er een knal. Hert stort neer, zijn hoofd bonkt tegen de grond vlak naast Piep. Er rolt een traan uit het oog van Hert. Piep ziet zijn spiegelbeeld vervagen in het doftrekkende oog van Hert.
Hert, Hert roept Piep, je mag niet dood! Hij rent en rent, blindelings door het bos. Hoe hij bij Tintje is gekomen weet hij niet. Het enige wat hij kan zeggen is: Hert.