Piep vond een walnoot op z’n wandelingetje in het donker. Donker betekent altijd lekker rustig. Dan hoefde je niet zo op te letten. De lekker rijpe walnoot was uit de boom gevallen en opengebarsten. Dat was kaasje voor Piep. Hij had de tijd van z’n leven. Buikje rond gegeten en een slaperig gevoel. Even een tukkie doen. De lege walnoot was net een huisje met het deurtje op een kier. Perfect plekje voor een slaapje. Het leven was goed voor deze muis. Wat kon hem nog overkomen?
Het begon zachtjes te regenen en Piep trok de deur een beetje dichter. Helemaal dicht ging niet, maar dat was ook wel een beetje benauwd. Het geluid van de waterspetters op het dak was rustgevend. Liggend op zijn rug met zijn voorpootjes op z’n buik viel Piep in slaap. Hij droomde zijn favoriete droom. Een muizenleven zonder zorgen. Die droom was even werkelijkheid geworden. Dan moest je er ook van genieten. Hij droomde dat de notendop een bootje was en zachtjes schommelde op het water. Dat de wind het bootje meenam naar een grote plas. Een stukje varen.
Dat was ook allemaal echt zo toen hij wakker werd van het harde schommelen. De regen kletterde op het doppen dakje en de wind dreef hem voort. Dit was niet zo leuk meer. Piep’s hartje bonkte in zijn keel. Hij werd er helemaal trillerig van. Naar buiten kijken hoe erg het was ging niet. Als hij te dicht bij de rand van de notendop kwam gutste het koude water naar binnen. De deur helemaal dichttrekken en zo het gevaar afwenden ging ook niet. Hij probeerde in gedachten te vluchten en ook dat was niks.
Tranen stroomden langs zijn snorharen en zijn spitse muizenneusje. Hoe kon hij ooit nog tegen zijn muizenvriendjes en vriendinnetjes zeggen dat hij van ze hield? Zouden ze dat wel genoeg weten nu? Als hij alsjeblieft de kans nog zou mogen krijgen was dat het eerste om te doen. Dat zeggen. Piep wist het even niet meer.
Wat zou erger zijn, dit en dat je niet wist wat er ging komen? Of dat je gelijk maar verdronk en dat je daarna misschien nergens meer was? Of toch nog ergens?
Maar als je dan niks kon doen, niet eens wist wat er ging gebeuren, dan hielp daar bang voor zijn ook niet echt. Dan zou je zelfs vergeten dat het ook nog goed kon aflopen. Dat was een rare gedachte. Je kan je dus beter niet druk maken dacht Piep. Maar hoe dan? Wat moet je doen om je niet druk te maken? Hij verzonk in gepeins. Diep in zijn muizenhart wenste hij dat hij weer op het droge stond met notendop en al. Dan kon je maar beter nog niet verdrinken. Ok, je niet druk maken en niet verdrinken.
Doodmoe van het gepieker viel Piep in een onrustige slaap. Mooie dromen en bange dromen wisselden elkaar af. Hij werd wakker van een nare droom. Piep schoot overeind en stootte zijn hoofd tegen het dak van de dop. De droom was nog erger dan wakker zijn en de kans op een zinkende dop. In zijn droom was hij al aan het verdrinken. Maar hij was er gelukkig nog en het bootje dreef nog steeds.
Verbeelde hij het zich nu of was het iets rustiger geworden? Hé, de gierende wind was wat gaan liggen en de golven leken een stukje minder hoog. Het voelde weer meer als drijven in de notendop. Zou het dan toch? Niet daaraan denken niet doen, anders gaat het toch nog mis!
Of juist wel, aan de zon denken aan grassprietjes en een mooi plekje voor de notendop om te blijven wonen. Aan andere muizen denken. Piep besloot het te doen. De zon was ook zó mooi en het gras zo zacht en lekker en vriendenmuizen zo leuk. Daar moest je gewoon altijd aan denken. Altijd. De wind nam af en het water begon te zakken.
Zo had Piep er nog niet eerder naar gekeken. Dat je blij kon zijn met een heel gewoon muizenleventje. Hoe fijn dat is. Je moest het alleen even doorhebben.