Ik denk dat je er nog bent als je er niet meer bent. Zoals er verbinding is zonder woorden en zonder dat afstand een rol speelt tussen levenden. Vraag me niet hoe. Niemand weet dat. Ik ervaar het zo. Waarom denk ik dit en jij misschien weer iets anders?
Hoe zal het zijn? Kom je aan de hemelpoort en moet je daar nog een laatste vraag beantwoorden. Het aardse ontsnappen. De hemelse escape room. Als ik dat moet doen, of een willekeurig iemand uit Japan wat kan dan de vraag zijn? Als ik in Japan was opgegroeid was ik waarschijnlijk een shintoïst en/of een boeddhist. Dat kan je daar allebei tegelijk zijn.
Denken in wat een ander niet gelooft en jij juist wel hebben we gecultiveerd. Er zit een vrijwel automatisch oordeel aan vast. Je eigen geloof is het ware. Dat lijkt me een nogal betrekkelijke opvatting.
Ik heb er wel een voorstelling van, hoe dat gaat met die laatste vraag.
In de jaren zestig hadden we een kapper. Op woensdagmiddag zat een hele rij jongens langs de muur van de kapsalon. Drie kwartjes voor de kapper en een stuiver voor drop. De Sjors en Sjimmie lezen tijdens het wachten. Als je mazzel had mocht je haren opvegen met een zachte bezem. Het leukste was het luik. Een vierkant in de vloer met een oog aan de ene- en scharnieren aan de andere kant. Aan dat oog zat een koord, dat liep door een tweede oog aan het plafond en weer naar beneden. Trek eraan en het luik gaat open. Daaronder was het zwarte gat, waar eindeloos veel haren in passen.
Die constructie met dat luik hè. Dat zie ik helemaal voor me. Het is geen grimmige gedachte. Moet erom lachen. Er zijn vast gelovigen verknocht aan het denkbeeld van zo’n Kapper. Leuk de boel aanvegen en het luik bedienen. Heidenen in het zwarte gat.
En de vraag dan, die laatste vraag? Het maakt niet uit volgens mij. God, Boeddha en de Kami, de shinto godheden kijken niet zo naar mensen denk ik. Iedereen is welkom.
Ik ben niet katholiek of gereformeerd, geen boeddhist of shintoïst. Ik ben gewoon ‘niks’. En dat is niet weinig. Het wil ook niet zeggen dat ik beter ben dan jij, als je wat anders gelooft.
Ik heb een steen, een groot formaat kiezelsteen. Die ligt in m’n tuin. Ik sleep hem al een levenlang mee. Was 7 jaar toen ik hem vond op een bouwterrrein. Mijn steen. Op de treeplank van mijn step kreeg ik het ding mee naar huis. Hoe lang is ie er al en hoe lang zal hij er nog zijn? Als die steen eens praten kon.
In het shintoïsme kan de steen een natuurgod zijn. Een Kami. Als je dat afgoderij vindt of een lachertje, bedenk dan eens wat je er misschien van zou vinden als je in Japan was opgegroeid.