Je leert het van jongs af aan. Een koekje van je moeder, een plakje worst bij de slager of een cadeautje voor je verjaardag. Dank je wel is wat je dan zegt. Maar wat zeg je als je van een postmortale donor een nier krijgt? De gever/geefster bedanken kan ik niet.
Ik heb een nieuwe nier gekregen. Een nieuw leven. Reden genoeg om dank je wel te zeggen. Ik heb de ‘bedankbrief’ al maanden geleden geschreven. Aan de nabestaanden. Verstuurd heb ik hem nog niet. Zover ben ik nog niet. Misschien helpt het als ik het aan je vertel.
Als ik de slager bedank voor het plakje worst ziet hij de glimlach op mijn gezicht. De gever van een cadeautje ‘weet’ dat ik het waardeer. Zeggen tegen nabestaanden die een geliefde verloren, wat een nieuwe nier voor me betekent voelt ‘vreemd’. Hun verdriet en mijn blijdschap en dankjewel lijken onverenigbaar.
Het linkje van dit blog meesturen in de brief kan niet. Het moet anoniem zijn. Ik begrijp wel waarom. Maar toch.
Er is nog iets waarover ik lang moet nadenken om het in woorden te kunnen vatten. Ik voel het wel. Het zit onder het oppervlak. Het kost tijd. Tijd om te weten wat het met me doet, een nieuw leven. Om de onrust kwijt te raken. Weer te vertrouwen op mijn eigen lichaam. Om mijn nieuwe leven aan te vangen. Terwijl ik het zo graag wil. Geen patiënt meer zijn. Zover ben ik nog niet. Dat is óók waarom de brief blijft liggen. Het is tegelijk een voorbeeld. Van niet meer mezelf een doel opleggen dat gehaald moet worden. Ik weet dat het moment komt. Stel me er voor open en laat de tijd zijn werk doen. Tot het voorbij komt.
Ik heb net de brief nog eens doorgelezen. Het voelt alsof ik de bakker wil bedanken voor het koekje dat ik van m’n moeder kreeg. Alsof ik bij de verkeerde deur heb aangebeld.