Ik vraag me wel eens af wie ik ben. Ik probeer dan om dat ergens aan te meten. Aan prestaties, aan andere mensen en vooral aan het beeld dat ik heb van wie ik zou moeten zijn. Het is nooit goed. Het resultaat van het vergelijken niet en dat ik zo dom ben om dat te doen niet. Om mezelf gerust te stellen denk ik dat het me overkomt, dat willen vergelijken. Dat is natuurlijk niet waar.
Er zijn ook meer zeldzame momenten, dat het voelt dat ik genoeg ben. Omdat ik genoeg ben. Omdat ik mezelf ben. Verder niks.
Dat streven om net zo goed of liever nog beter te zijn dan een ander zit er aardig ingebakken. Het voelde als normaal voor me. Omdat ik niet beter wist. Ik werkte bij een bedrijf waar iedereen van een ander kon zien wat hij of zij verdiende. Dat vond ik een goed principe. Als er dan collega’s waren die net zoveel wilden verdienen als jij, dan was het antwoord van de baas: doe en presteer dan hetzelfde. Ik vond het een stimulerende en eerlijke omgeving.
Ik kwam erachter dat meer en beter me geen stap dichter bij mezelf bracht. Dan zit je op een dag in het vliegtuig en kijk je naar beneden naar minibootjes en booreilandjes. En dan denk je, als het ding nu naar beneden mietert dan kan ik het niet helpen.
Dat inzicht en het nare gevoel kwamen niet vanzelf. Er gebeurden dingen die me hevig raakten. Een klein manneke ging dood. Dat mag niet gebeuren.
In een klap was m’n eigenwaarde verbonden aan meer en beter verdwenen. De noodzaak van het altijd maar streven was van z’n grondvesten gerukt.
Nog altijd trap ik wel eens in de oude val. Ontevreden zijn met mezelf. Dan vraag ik me weer af wie ik ben. Maar ook steeds vaker voel ik dat het niets uitmaakt wie ik ben anders dan mezelf. Dat het zo goed genoeg is.
Het mooie is dat als ik dat voel, anderen het soms ook voelen. Zoals je van iemand anders kunt voelen dat die authentiek is. Mooi woord hè? Authentiek. Wees gerust jezelf.